Paus Franciscus is vorige week weer eens de stad in gelopen. Niet ‘zijn’ Vaticaanstad, maar het omringende Rome. Hij ging (een stukje) te voet naar de Russische ambassade bij de Heilige Stoel om er met de ambassadeur over de situatie in Oekraïne te spreken. Hij had met gemak het omgekeerde kunnen doen: de ambassadeur uitnodigen voor een kopje thee, in het Vaticaan. Maar Franciscus houdt niet altijd van het voorgeschreven protocol en dus klopte hij aan bij de Russische gezant.
Over de inhoud van dat soort gesprekken worden van weerskanten nooit inhoudelijke mededelingen gedaan, maar je moet wel van een andere planeet komen om niet te kunnen inschatten wat er gezegd is: de paus heeft gevraagd, misschien wel gesmeekt, om een wapenstilstand. En de ambassadeur heeft natuurlijk niets anders kunnen zeggen dan dat hij het verzoek naar het Kremlin zou sturen. Voor wat dat waard is blijkt nu wel…
Het zou eigenlijk veel meer voor de hand liggen dat de paus openlijk de hulp inroept van zijn orthodoxe ‘collega’, patriarch Kirill, hoofd van de Russisch-Orthodoxe Kerk.
Maar dat zou er op lijken dat de paus bij de duivel te biecht gaat.
Want de patriarch onderhoudt nauwe betrekkingen met president Poetin; op het vriendschappelijke af. Twee handen op één buik.
Ze hebben elkaar nodig: Poetin geeft de orthodoxe godsdienst in Rusland al sinds jaren alle vrijheid en krijgt in ruil daarvoor het vrome kerkvolk achter zich.
Everybody happy, maar dan op z’n Russisch. Van een scheiding tussen kerk en staat kun je in Rusland nauwelijks meer spreken.
Zijne ‘Schijnheiligheid’ patriarch Kirill bidt om vrede, maar weigert Poetin’s oorlog te veroordelen. Integendeel: hij waarschuwt dat ‘kwade krachten van buiten de Roes bedreigen’.
De Roes was een vroeg-middeleeuws volk dat zich – vanuit het noorden – gaandeweg in grote delen van het huidige Rusland, Wit-Rusland en Oekraïne vestigde en er het Kievse Rijk stichtte: de voorloper van het Russische Keizerrijk.
Kiev, strategisch gelegen aan de Dnjeper, werd de hoofdstad en tevens het centrum van het oosters-orthodoxe christendom, los van Rome.
President en patriarch willen niks liever dan terug naar dat verleden.
Kiev wordt wel de moeder van alle Russische steden genoemd; een heilige plaats voor zowel Oekraïners, als Russen. En die stad ligt nu onder Russisch vuur…
De afgelopen dagen heb ik het af en toe lopen neuriën, dat eeuwenoude volksliedje ‘De winter is vergangen’. Zou het?
We weten dat maart vervelend de staart kan roeren en dat april doet wat het wil, maar de doordringende, aanhoudende vrieskou is uit de lucht. En het KNMI zal deze winter in de boeken zetten als mild, nat en stormachtig.
Wéér geen langdurig natuurijs, wéér geen ijsvrij.
En sneeuwklokjes bloeien ook zonder sneeuw.
De lente lonkt. Dieren die bij ons een winterslaap houden steken al, voordat de zomertijd begonnen is, de snuit boven de grond.
Tekstschrijver en dichter Jan Boerstoel heeft er een mooi gedicht over geschreven, met de logische titel
Winterslaap
Zo’n egeltje, dat in november slapen gaat
en dromend alles mist: de Sint als kreupelrijmer,
de Kerstcommercie en het oudejaarsgemijmer,
de nieuwjaarsborrels en de nieuwjaarsleuterpraat,
fantastisch toch? En wat hem verder blijft bespaard:
sneeuw, ijs en hagelbuien, bibberen en rillen
en carnaval… Zoiets zou u toch ook wel willen?
Pas als de lente t’rugkomt in de loop van maart
ontwaakt hij fit en fris na bijna twintig weken
En daarna gaat hij een verkeersweg oversteken
Winterbanden?, winterschilders? winterkleding? Ja, skikleding maar ook die was dit jaar afgeprijsd. Hoewel een kledingzaak in ons winkelcentrum hoopvol, met nepsneeuw-letters, ‘Ski you later’ op de etalageruit had geschilderd.
Toch hoorde ik dat ‘n winterschilder het keukenplafond van een aanleunwoning bij ons om de hoek is komen witten. Grote kerel, laag plafond. Toen hij wilde beginnen en de verfbussen open maakte zei de bejaarde bewoonster: ‘Meneer, wacht. Ik zal er even een paar kranten onder leggen’, waarop hij zei: ‘Hoeft niet mevrouwtje, ik kan er zo wel bij…’.
De Twentse cabaretier Herman Finkers heeft eens zitten rijmen, over de winter:
Tjibbe, Sjoerd en Wibbe zouden het wel rooien,
Tjibbe, Sjoerd en Wibbe zaten mooi te klooien,
zijn in een wak gereden, volledig overleden,
zo heb je het over vriezen, zo heb je het over dooien
Natuurlijk is het – ondanks die provocerende voorjaarszon – volgens de kalender nog winter. Maar daarom juist lees ik met des te meer instemming een uitspraak van de Franse schrijver Albert Camus (1913-1960):
Midden in de winter begreep ik eindelijk
dat er in mij een onoverwinnelijke zomer huist
Geef een reactie