Limburg is in veel opzichten een bijzondere provincie. Ik durf dat zeggen omdat ik er tien jaar heb gewoond, maar me er – eerlijk gezegd – niet echt thuis heb gevoeld. Al heb ik er dierbare vrienden gemaakt en met fantastische mensen gewerkt.
Ik herinner dat een Maastrichtse wethouder eens tegen me zei: ‘Jij bent er geen van ons’, en dan op z’n Mestreechs natuurlijk. Want veel Maastrichtenaren hebben er doorgaans een hekel aan om gewoon Nederlands te praten.
Vanwege mijn zachte Brabantse g dachten sommige Limburgers zelfs dat ik vanachter de Wadden vandaan kwam…

Limburg is gewoon anders; ten goede en ten kwade. De provincie heeft tal van eigen dialecten, in het zuiden een buitenlands aandoend landschap, een eigen(zinnige) cultuur, is doorgaans behoudend en gezagsgetrouw wat gesjoemel niet in de weg hoeft te staan…

Ook wat flora en fauna betreft is Limburg anders. Dat spreekt eigenlijk vanzelf met al die löss en mergel.
Veel Limburgers zijn vogelliefhebbers, en niet alleen de duivenmelkers.
Dat blijkt al wel uit de eerste regels van het eerste couplet van het provinciale volkslied:

Waar in ’t bronsgroen eikenhout
’t nachtegaaltje zingt.
Over ’t malse korenveld
‘t lied des leeuweriks klinkt.

’t Malse korenveld… Alweer een jaar of wat geleden was de provincie in positieve rep en roer want er waren korenwolven ontdekt.
Als je op de naam af gaat denk je meteen aan volwassen wolven die hele korenvelden naar de mallebiesjes helpen. Maar een korenwolf is een wilde cavia. Een ‘wolfje’.


De provincie had er veel geld voor over om die beestjes een veilig woongebied te bezorgen. Want korenwolven zijn zeldzaam en beschermd, dus moeten ze een veilige woonomgeving hebben. Maar als het er te veel worden riskeren ze die beschermde status te verliezen. Zoals vluchtelingen en etnische minderheden…

Zoals alle cavia’s is ook de korenwolf schattig om te zien. In de zomermaanden verzamelt hij graankorrels, slaat die op en komt zodoende, meestal zonder honger te lijden, de winter door. Voor de Gulpener Bierbrouwerij was de korenwolf de inspiratie om een speciaal witbiertje als hommage aan hem te brouwen en het zijn naam te geven. Het is een hoog gegist witbier van 5%; vier granen en een vleugje koriander en sinaasappelschil.
Elke keer als ik de bleekzilveren-vaalblauwe blikjes Korenwolf in de schappen zie staan denk ik aan Limburg…, en aan de korenwolfjes die ik overigens nog nooit in levende lijve gezien heb.

Thuis, in Maastricht, hebben we een tamme huis-tuin-en-keuken-cavia gehad, geen korenwolfje. Het was het troetelbeestje van onze jongste zoon Daan, die liever een hond had gehad, maar ook blij was met die cavia die hij liefdevol verzorgde.
Op een ochtend stond hij met betraande ogen naast ons bed: hij had de cavia beneden dood in zijn kooitje gevonden.
We hebben het beestje achter in onze tuin begraven; een bijzonder moment voor ons tweetjes.

Nu heeft een bosuil voor opschudding in de provincie gezorgd. Misschien wel twéé uiltjes, want in het Sterrebos bij Born is onlangs een bosuil gezien en een nest met eieren. Dat kleine bos wordt – ondanks felle protesten van natuurbeschermers – gekapt, omdat de nabije Nedcar autofabriek wil uitbreiden en die bomen staan in de weg.
Dus kappen maar, want werkgelegenheid is belangrijker dan een stukje natuur. Enfin, dat dilemma speelt van tijd tot tijd overal in ons mini-landje.

De Provincie wilde aanvankelijk de kool en de geit sparen, maar vooral die bosuil.
De boom waar de uilen in broeden mag voorlopig blijven staan. Maar ga er maar van uit dat ook die boom tegen de vlakte gaat zodra de jonge uilen uitvliegen.

Toen ik over die bosuil las, moest ik denken aan een rijmpje van de Rotterdamse veel-kunstenaar, de bijna 80-jarige Hans Wap. Die heeft een heerlijk absurd kindergedichtje gemaakt over een ander lid van de uilenfamilie, de kerkuil:

alhier de kerkuil
en wel een hele vrome
hij zit de hele dag te snurken
te slapen en te dromen
maar ’s nachts gaat hij op stap
jazeker, naar ’t café
en daar neemt hij een hap
van wel een pils of twee

Uilen zijn nachtbrakers, letterlijk! Maar mensen kunnen er ook wat van.
De nachten lokken weer nu corona uit het zicht verdwijnt. Zelfs carnaval gloort aan de horizon, al is het nog niet in oude glorie. Want de overheid dringt aan op constante voorzichtigheid en grote massa‘s te mijden. Alsof dat met carnaval lukt.
Er gaat een zucht van verlichting door het land nu de tapkranen weer open mogen. Probleem voor de kroegbazen is dat het heel moeilijk is om aan personeel te komen.

De schrijver Remco Campert (92) heeft in het verleden, zo af en toe, wat losse invalletjes genoteerd zoals: ‘Geef uw leven een nieuwe dementie’.
Maar heel toepasselijk in deze periode van personeelstekort in de horeca is de naam die hij bedacht voor het Arbeidsbureau voor alcoholisten: ‘Werk zat’…