Ja hoor, ik zie het al helemaal voor me hoe u mij nu al een onvoldoende geeft voor mijn schrijfopdracht. Reken maar dat ik argumenten wil horen voor dat cijfer. U heeft toch zeker zelf de opdracht gegeven een opstel te schrijven over wat ons bezighoudt? Ons, de jeugd? Nou, dan zal u het krijgen. Hoezo klimaat, hoezo genderproblematiek of stikstofcrisis? Dat is zó afgezaagd. Daar kan iedereen wel iets over schrijven. U wilt toch weten wat ons echt, in ons diepste wezen, raakt? Dan raad ik u aan mijn verhaal te lezen, het net zo serieus te nemen als dat van mijn klasgenoten met hun geneuzel over de toestand in de wereld, de oorlog in Oekraïne, de strijd in Sudan, die zielige boeren die een ton per jaar verdienen en maar klagen over hoe slecht zij het hebben.

Vijf jaar geleden is het gebeurd. Alsof ik daar iets aan kan doen. Dan hoeft ze mijn leven toch niet te verpesten? Denkt u dat ik het leuk vind? Natuurlijk ben ik nooit ziek als ik weer eens afwezig ben op school. Het ligt aan háár. En aan de politiek, de lui die zogenaamd het beste voor Nederland voor ogen hebben, maar mij laten stikken. Ze laten me barsten daar in Den Haag. Ze lullen als Brugman. O, o, wat hebben we medelijden met de landgenoten die het minder getroffen hebben. Bullshit! Het verbaast me niks dat mijn vader er vier jaar geleden genoeg van had. Nooit heeft hij meer iets van zich laten horen. Nou, een ding weet ik zeker: als ik ooit ga trouwen, dan niet in gemeenschap van goederen. Dat heeft mijn vader slim bekeken. Het is zwaar klote dat we het huis uit moesten omdat hij het heeft verkocht, dat we nu driehoog-achter wonen, maar gelijk heeft-ie. Wie wil er nou met zo’n mens wonen, al is het je eigen vrouw, terwijl er geen zorg geregeld is. Dankzij onze vrienden in Den Haag. Omdat hij twee keer modaal verdiende of zoiets, en het zelf maar moest uitzoeken.

Voor mijn part geeft u mij een onvoldoende, dat kan me geen ruk schelen. Ik lever mijn schrijfopdracht toch in? Dan is het altijd meer dan een 1. En misschien kan u er nog iets van leren. Weet u hoe het is als je moeder van de bijstand moet leven? Zíj kan het wel, ze heeft al lang alle hoop opgegeven. Maar wat denkt u van mij? Terwijl mijn vrienden in Nikes paraderen, draag ik tweedehandse rommel uit de kringloopwinkel. De zweetlucht van de vorige eigenaren is zelfs niet met parfum monsters weg te krijgen. Alsof dat een feest is trouwens. Een keer heb ik dat geprobeerd. Dat heeft me mijn vrienden gekost, en op school denkt men nu dat ik een homo ben. Een opstel over gender? Denk daar dan maar eens aan. Geef díe eikels een onvoldoende. Gender, hou toch op.

Huisdieren hebben we niet, thuis. Nou ja, eentje dan. Een keer per dag word ik geacht die uit te laten. Eén keer per dag, hoor ik u denken? Doe je dat beest dan niet tekort? Vergeet het maar. Die ene keer per dag is een kwelling. Na het avondeten wil ze per se naar buiten. Dan vraagt ze “weet je zeker dat de accu opgeladen is”? Natuurlijk zorg ik er altijd voor dat dat kreng het doet. Het ding is niet vooruit te branden als de accu leeg is. Weet u wat we dan doen? Iedere dag na het avondeten? Dan gaan we ‘uit wandelen’, voor haar broodnodige frisse lucht. Een rondje van zeven kilometer. Alsof ik godverdomme een marathonloper ben. Het mens paft twee pakjes Marlboro per dag, maar ze moet en zal de frisse lucht in moeten na het eten. Weer of geen weer. En dat tering apparaat gaat hard? U wilt het niet weten. Ziet u het voor zich, zo’n mens in zo’n elektrisch karretje dat met een pookje wordt bediend, waarmee de passagier de snelheid naar believen kan instellen? En ik er maar naast draven. Het heeft dus niets te maken met anorexia, waar u weleens naar heeft geïnformeerd (wat laf, trouwens, dat u niet een beetje heeft doorgevraagd). Ik loop de longen uit mijn lijf naast dat klote apparaat. En mama maar blij met haar frisse lucht.

Natuurlijk, in een schrijfopdracht horen geen vloeken. Weer een reden voor puntenaftrek. Maar u vroeg toch wat ons bezighoudt? Nou dan. Ik háát mama. Heeft u zelf nog een moeder? En? Vraagt zij u ook iedere avond om tien uur mee naar boven te gaan? Haar de trap op te sjouwen? Buiten adem kom je dan in die ruimte waar alle liefde uit is verdwenen, en dan moet je haar helpen uitkleden. Hebt u dat weleens gedaan, meneer, uw moeder uitkleden? Ondanks dat je probeert weg te kijken die slappe hangtieten zien? Die kreukelige billen? En haar dan onder de douche zetten? Waarbij je continu het verwijt krijgt dat je het niet goed doet? “Nee, niet zo. Godverdomme, dat doet pijn”. (Nu weet u van wie ik het heb). Zit ze eindelijk in de douche, is het water weer te koud. Of te heet. De volgende keer laat ik haar zitten.

Hoe zou u zich voelen met zo’n moeder? Stik maar in uw stikstof, in uw mooie praatjes en gendergezeik. Barst maar met uw klimaat, uw angst voor populisme en uw gezeur over respectvol omgaan met elkaar. Ik heb andere zaken aan mijn hoofd. Wat zijn trouwens de criteria waarop u de schrijfopdracht beoordeelt? Als het om taalfouten gaat, kunt u het niet maken mij een onvoldoende te geven, al heb ik er bewust eentje in laten zitten. Kijken of u het ziet.