‘Waar heb je trek in? Thee?’.
‘Ja, lekker’.
Ik zat op het terras van ons buurtcafé, hoorde het gesprekje aan het tafeltje naast me en wist wat er ging gebeuren.
De twee jonge vrouwen maakten een keuze uit het kistje met de theezakjes en hoppa: het zakje werd in het kopje met heet water gedompeld, een paar keer flink schudden en klaar is de thee.
‘Lekker joh, zo’n vers koppie thee’…

Thee? Of is het gekleurd water met een theesmaakje?
Ik ben ’n volstrekte leek als het over thee gaat. Maar ik ken niettemin de gouden regel: thee moet trekken!
In het recent verschenen boek van de Chileense schrijfster Isabel Allende (De wind kent mijn naam) komt een zekere Samuel Adler voor. Dat is een saaie, smetvrezende man die zelfs de sla met zeep wast.
Hij is gedurende zijn verblijf in Engeland gewend geraakt aan de Britse theeceremonie. Als hij later in de VS woont kan hij maar niet wennen aan die theezakjes die hij smalend condoomthee noemt…

Ik ken de beroemde Chinese en Japanse theeceremonies niet en de keren dat ik aan een Engelse high-tea zat ging het mij meer om de hapjes dan om de thee.
Nederlanders zijn van huis uit geen theedrinkers. Turken wèl. Altijd en overal, in die karakteristieke glaasjes. En Turken weten hoe ze thee moeten zetten.

Ik ben geen liefhebber van thee, maar op familiebezoek in Ankara kon ik er niet omheen: ’s lands wijs, ’s lands eer.
Het zal wel verbeelding zijn dat het er lekkerder smaakte dan thuis. Maar dat is met meer zo: de meloenen en perziken aan de Franse zuidkust zijn ook zoeter en sappiger dan die ik bij onze groetenjuwelier koop; die voelen koud aan en komen recht uit de koeling.

‘Je weet toch dat de tulpen oorspronkelijk uit Turkije komen?’, vroeg ’n vriend me toen ik hem vertelde dat ik een paar dagen naar Ankara zou gaan.
Tuurlijk wist ik dat, wie niet.
De tulp is terecht de nationale bloem van dat land. Al doen wij soms net alsof de tulp ònze nationale bloem is.
Wij kweken weliswaar tulpen, maar in het wild zie je ze bij ons niet, uitgezonderd de sporadische kleine, gele bostulp die vooral in Friesland bloeit.

Een paar eeuwen geleden kwamen de eerste tulpen(bollen) in Nederland, meegebracht uit Turkije. De machtige sultans daar waren verzot op de bloem en droegen er vaak een op hun tulband.
De sultans zijn uit Turkije verdwenen, al wordt er nog wel spottend gesproken over sultan Erdogan. Maar de tulpen zijn er nog volop, in alle kleuren en vormen.
Lale is de Turkse naam voor tulp. Maar omdat de bloem op een tulband lijkt wordt ‘íe ook wel tulipan genoemd. En daar komt ons woord tulp dan weer vandaan.

In Lisse, in het hart van de bollenstreek, staat ‘De Zwarte Tulp’. Dat is een klein museum waar je alles te weten komt over de tulpenbol en de geschiedenis van deze bloem.
De tulp is in de toeristenindustrie een van onze nationale symbolen, net als de molen en de klomp.
Boerenbedrog eigenlijk. Want de tulp is een exoot, alleen (sommige) boeren lopen nog op klompen en de molen is een uitstervend soort gebouw.

Veel landen hebben een nationale bloem. En een vogel. In India is dat de blauwe pauw en in Amerika de zeearend.
Bij ons werd een paar jaar geleden de grutto als nationale vogel gekozen, omdat nergens in de wereld zoveel grutto’s broeden als in ons land
Nòg wel, want door de intensivering van de landbouw zijn er steeds minder grutto’s en voor je het weet is die vogel voorgoed gevlogen.
Dan moeten we op zoek naar een nieuwe nationale vogel. De huismus dan maar?, of desnoods een oranje kweekkanarie.

Met nationale bloemen is het een soortgelijk verhaal. De Belgen hebben al sinds jaar en dag de klaproos als nationale bloem, de Oostenrijkers de edelweiss en de Finnen het lelietje-van-dalen, om maar een paar voor beelden te noemen.
Wij hadden nog geen nationale bloem. Nu wèl.

Bij de recente nationale bloemverkiezing, georganiseerd door het radioprogramma ‘Vroege Vogels, waren er vijf genomineerden: de paardenbloem, het fluitenkruid, de wilde kievitsblom, het madeliefje en de pinksterbloem.
En de winnaar is…. Het madeliefje!

F**ck de tulp en omhels je madeliefje…