Mensen blijven verbazen, gewoon ‘de mensen’. En dus verbaas ik me ook vaker over mezelf. Misschien omdat ik wat meer tijd heb om naar mezelf te kijken en alsnog dingen te ontdekken die me vroeger niet zo opvielen, karaktertrekjes bijvoorbeeld.
Wat me de laatste tijd nog vaker dan voorheen bezig kan houden is het begrip verdraagzaamheid tussen mensen onderling. Leven en laten leven is wel is waar een leefbare levenshouding, maar we blijven elkaar letterlijk en figuurlijk naar het leven staan. Wereldwijd.
Een groot deel van de mensheid is mondiger geworden, soms op het irritante af. Vooral iets roepen. Tevoren even nadenken over wat je zegt is kennelijk tijdverlies. Elkaar overschreeuwen lijkt belangrijker dan elkaar overtuigen. ‘Roept u maar’!
De Ierse dichter/schrijver Oscar Wilde (1854 – 1900) had een bijzondere kijk op ‘de mensen’, getuige zijn uitspraak dat er niets leukers is dan voor imbeciel te worden aangezien door ’n idioot.
Ik heb dat woord eens opgezocht in de Dikke van Dale. Een idioot is iemand die zwakzinnig is in de hoogste graad. Maar het is volgens het gezaghebbende woordenboek ook een scheldwoord voor iemand met een afwijkend standpunt of gedrag. Dat zijn de dwazen, de zonderlingen en/of malloten.
Die waren er altijd al, ze zijn overal en ze zullen altijd blijven. We moeten ermee leren leven, hoe mallotig we soms zelf ook zijn. De in Galicië (thans Oekraïne) geboren Joods-Oostenrijkse schrijver Joseph Roth (1894 – 1939) heeft een fraai fragment van een onvoltooide roman achter gelaten:
‘In mijn geboortestad woonden ongeveer tienduizend mensen. Drieduizend daarvan waren gestoord, zij het niet gevaarlijk. Een zachte waan omhulde hen als een gouden wolk’. Dat lijkt me een idyllische samenleving met vreedzame verdraagzaamheid.
‘Doe niet zo idioot’, hoor je ook kinderen wel eens zeggen. Terwijl ze eigenlijk bedoelen: doe niet zo gek. What’s in a word….
Ik had niet eerder van Pol Vanhaverbeke (1927-2020) gehoord maar deze Vlaamse onderwijzer, schrijver en dichter heeft in zijn lange loopbaan tal van ‘idiote’ uitspraken van kinderen opgeschreven en een aantal gebundeld in een boekje met de titel ’Zus had geen geluk, ze lag juist met Sinterklaas in bed’…
Hij heeft veel koddige uitspraken, opstelfouten en kinderkolder verzameld. Zoals: ‘Ik heb nog een zusje van half vier’.
Ontroerend zijn zinnetjes van kinderen die over hun grootouders vertellen:
‘We mochten spelen met de oude kleren van mijn grootouders die netjes gewassen en gestreken in hun kist liggen’.
En: ‘Als grootvader nog leefde zou hij zich doodgelachen hebben’.
Waar ik me de afgelopen week kwaad om maakte was de schofterige hardleersheid en onverschilligheid van macho’s die kennelijk schijt hebben aan alle soorten van grensoverschrijdend gedrag. Brian Priske is zo iemand. Hij is coach van de momenteel succesvolle Belgische ere-divisieclub Royal Antwerp FC.
Dat is de club waar de digitale potloodventer Marc Overmars onlangs is aangesteld als technisch directeur.
Natuurlijk moet iedereen ’n tweede kans krijgen, maar de snelle dik-en-dik betaalde overstap van de bij Ajax de laan uitgestuurde Overmars naar het actieve voelballeven stuit alom op afkeuring.
Hij zal echt niet verhongeren als hij zich een tijdje gedeisd zou houden. Al is het maar uit valse schaamte.
De Antwerp-coach Priske zei blij te zijn met de komst van Overmars, ondanks dat die bij Ajax, noch bij Antwerp klip-en-klare excuses heeft aangeboden voor wat ‘ie vrouwelijke werknemers heeft aangedaan. En dat hij zich, hangende het onderzoek naar zijn puberale dikpikkie-gedrag, alweer meldt aan het voetbalfront. Alsof er niks gebeurd is.
Daar deed die Priske nog een schepje bovenop toen hij op een persconferentie bijna verveeld zei over ‘dit privé-onderwerp’ niet te willen praten: ‘Commotie hoort bij voetbal, waar altijd veel meningen zijn’.
Dat klopt. Als het over voetbal gaat. Maar de affaire-Overmars heeft geen bal met voetbal te maken. Al denken ze daar in Antwerpen anders over: gewoon niet meer over lullen…
Overmars gaat wonen in de stad waar aan de Schelde het standbeeld van de Lange Wapper staat. Als dat maar geen verkeerde associaties bij Overmars oproept.
Enfin, hij vlucht van het Gelderse platteland naar de grote stad. Terwijl een toenemend aantal grootstedelingen de stad juist inruilen voor het platteland.
Trouwens, sommige dieren doen dan ook, ontdekte de bekende puntdichter Kees Stip (1913 – 2001):
Men zag zowaar te Geldermalsen
een geit een vreugdewalsje walsen
toen zij na jaren in de stad
weer haar geboortegrond betrad.
In Geldermalsen leek het gras
veel geldermalser dan het was.
Geef een reactie