Er was eens… Het is de klassieke beginzin van een sprookje.
Sprookjes gaan altijd over het verleden. Maar de moraal is tijdloos en dus immer actueel: als je maar dapper bent, goedhartig en zorgzaam komt alles goed. Een happy end begint bij jezelf.

Sprookjesvertellers zijn zeldzaam geworden. En dat is heel jammer. Hun plaats is ingenomen door een ander soort vertellers die het over vandaag, over morgen en overmorgen hebben. Korte termijn’denkers’; politici, kristallen bol-kijkers, krijgsheren en volksverlakkers.

Zij beginnen hun verhalen meestal met ‘Er komt eens…’, een paradijs op aarde… En gij geleuft da?, hoor ik ze in Brabant zeggen.

Ik ben toch niet de enige die gekke, vrolijke, absurde invallen krijgt? En nieuwsgierig is naar de toekomst?  Stel: ik kom over tweehonderd jaar nog eens ’n lang weekeinde naar Nederland, of wat daar dan nog van over is, en krijg de gelegenheid om de mensen van dan te vertellen hoe het was toen ik op aarde rond liep.

Ik zou mijn verhaal als een echte sprookjesverteller beginnen met:

‘Er was eens…, een land waar je blij mocht zijn om er te leven en waar het leven goed was. Voor bijna iedereen…
De mensen in dat land waren zo knap dat ze zich niet lieten overspoelen door het loerende zeewater. Maar met een vloedgolf aan vluchtelingen wisten ze geen raad.
Er bestond toen een wereldomspannende organisatie Artsen Zonder Grenzen. Redders in de verre nood. Mensen, zoals je die in sprookjes tegen komt: dapper, goedhartig en zorgzaam.
Toen de nood in dat rijke land erg, erg hoog was, kwamen die grenzeloze artsen in actie. Ze staken zelfs de provinciegrens van Groningen over en gingen aan de slag. Helemaal in Ter Apel…’.

Naastenliefde blijkt begrensd. Het egoisme daarentegen is grenzeloos geworden. Het zit kennelijk in de menselijke aard om altijd de ander de schuld te geven. Zelfkritiek vereist nu eenmaal veel moed.

Op 4 mei 2001 droeg de dichter Gerrit Komrij (1944-2012) in de Nieuwe Kerk in Amsterdam een gedicht voor dat nog steeds tot bezinning oproept.

De Demon
Het is een sport om met gestrekte vinger
te wijzen naar de goeden en de kwaden.
Ik hou het liever bij de binnendringer
die in mijzelf verlangt naar euveldaden.

Twee zielen huizen in ons en ze heten
ons meestal-kwade en soms-betere ik.
Ik hoor ze altijd. In mij woedt hun vete.
Straks klopt de demon weer
Vrees ik zijn tik?

De vrede om ons is maar schijn van vrede.
Ons eerste ik voert oorlog met ons tweede,
ik word zo weer de ander die ik ben.

Zolang ik mijn gehate ik maar ken
en in de gaten houd, ben ik niet bang.
Elk uur van lauwheid is een uur te lang.

‘Er was eens…’, en dan kun je moeiteloos het sprookje van het boze coronavirus vertellen. Toen de mensen zoveel mogelijk thuis moesten blijven en een groot deel van het openbare leven vrijwel tot stilstand kwam.
Corona heeft een ongekende invloed gehad op onze samenleving. Ook op de arbeidsmarkt, die voor de pandemie redelijk overzichtelijk was.

Nu zitten we ineens in een land waar een schreeuwend tekort aan personeel is. En het lijkt er op dat het van kwaad alleen maar erger wordt. Er rijden minder treinen omdat er te weinig machinisten en conducteurs zijn. In de horeca wordt het in snel tempo alleen maar zelfbediening.

De politie, het onderwijs, Defensie, de ziekenhuizen en de thuiszorgorganisaties, winkels en vrachtvervoerders, de (tuin)bouw en de visserij schreeuwen om personeel. Zelfredzaamheid wordt het sleutelwoord van de nabije toekomst.

En dat in een snel vergrijzende samenleving…