Wanneer is iemand een wonderkind? Hij of zij moet al zeer jong blijk hebben gegeven van een of meer uitzonderlijke talenten. Wolfgang (Wolfie) Amadeus Mozart was een wonderkind, Stephen Hawking en Johan Cruijff. En nee, uw kleinzoon die op zijn derde al tot 10 kon tellen is het niet. Ook op andere terreinen zullen er wonderkinderen zijn (geweest), maar ze verschijnen toch vooral in de kunst, exacte wetenschappen en de sport. Waarom dat zo is, mogen de experts uitleggen.

In de politiek kon je ze soms ook tegen. Natuurlijk zijn ze niet zo jong als Mozart en co. Dat is onmogelijk. Je kunt als vijfjarige wel aan de piano studeren, sommen maken en tegen een bal trappen. Dat is het ontwikkelen en polijsten van het talent en daar heb je geen mensenkennis voor nodig. Terwijl een goede politicus het juist van zijn mensenkennis moet hebben. Al was het maar om snel de zwakke punten van zijn tegenstanders te vinden en daarvan te profiteren. Mensenkennis ontwikkel je door schade en schande, – levenservaring-, en dat kost tijd.

Een politiek wonderkind is dus al gauw enigszins belegen. Voor zijn dertigste is hij politiek gesproken meestal nog in de luiers.

Voor een politiek wonderkind gelden dezelfde criteria als voor zijn oudere collega’s. Hij moet verkiezingen winnen, de baas zijn in zijn partij en kunnen besturen. Liefst geruime tijd achtereen. Van die oudere collega’s onderscheidt hij zich doordat hij de daartoe vereiste vaardigheden, hardheid, geslepenheid en incasseringvermogen, eerder onder knie heeft. Meestal is hij ook een stuk meedogenlozer omdat hij nog niet de mildheid van de rijpere leeftijd heeft. Visie, waar iedereen zich tegenwoordig zo enorm druk om maakt, is van ondergeschikt belang.

Wat u nu natuurlijk wil weten: wie zijn die wonderkinderen van nu en waar zijn ze?

Het laatste echte wonderkind was de voormalige Oostenrijkse kanselier Sebastian Kurz (35).  Op zijn 23ste was hij staatssecretaris van buitenlandse zaken en en paar jaar later minister op hetzelfde departement. Daarna was er geen houden meer aan. Voor zijn 30ste was hij partijleider van de ÖVP ( de conservatieve christendemocraten) en op zijn 31ste kanselier. Van zijn in suffigheid verstofte partij maakte hij een geoliede machine die volledig in zijn dienst stond. (Over nieuw elan gesproken). Kurz rook wat de kiezers bezighield en zorgen maakte. Zijn eerste grote wapenfeit was een strenger migratiebeleid.

Het ‘Wunderwuzzi’ kon letterlijk met iedereen regeren. Hij begon met de extreemrechtse populisten van de FPÖ en eindigde in een coalitie met de Groenen. Als hij met Karl Marx had moeten pacteren, had hij dat ook gedaan. En waarschijnlijk had Marx aan het kortste eind getrokken.

En opeens was het voorbij. In de Oostenrijkse politiek nam en neemt men het nooit zo nauw met de persoonlijke en politieke integriteit. Schandalen horen erbij. De toppoliticus is voorzien van een laagje waardoor die schandalen van hem afglijden als water van een eend. Kurz was geen uitzondering. Net als zijn meeste voorgangers heeft hij zijn portie gehad en het leek hem niet te deren. Hij was de onomstreden en onaantastbare alleenheerser. Begin 30 en hard op weg de eeuwige kanselier te worden.

Tot hij een doodsmak maakte over een schandaal over gekochte en gemanipuleerde peilingen. Het stonk aan alle kanten maar vergeleken bij eerdere schandalen was het iets waarbij de meeste Oostenrijkers doorgaans de neus dichtknijpen, het hoofd schudden en verder gaan. Dat leek nu ook te gebeuren. Kurz leek er mee weg te komen. Maar het was net dat ene schandaal teveel en dan doet de omvang niet meer ter zake. Voordat hij een electoraal risico kon worden, zette zijn partij hem aan de kant. Hij gaat nu in Californië miljonair worden als rechterhand van de roemruchte superinvesteerder Peter Thiel (o.a. PayPal en Facebook). Daar kan hij ook genieten van zijn prille vaderschap. De geboorte van zoontje Konstantin had hem geleerd dat ‘er belangrijkere zaken zijn dan de politiek’.

In de polder hebben we een fenomeen als Kurz nooit gezien. Misschien komt Hans Wiegel nog het dichtst in de buurt.  Wiegel was in elk geval een natuurtalent. Voor zijn 30ste partijleider, won verkiezingen en transformeerde de VVD van een bekakte notabelenpartij tot een heuse volkspartij. Op zijn 36ste was hij minister van binnenlandse zaken en vicepremier in het eerste kabinet-Van Agt (1977-’81). Voor Nederlandse begrippen een komeetachtige carrière maar toch niet van Kurz-achtige allure.

De afgelopen jaren hadden we Jesse Klaver (GroenLinks) die even een ster (Jessias!) leek te worden maar een flakkerend waxinelichtje bleek. En natuurlijk Thierry Baudet (Forum voor Democratie) die begon als de uil van Minerva en nu de capo di capi van de polderwappiosi is geworden.

Ik kan me natuurlijk vergissen maar Rutte-IV lijkt me niet over te lopen van uitzonderlijke talenten, laat staan wonderkinderen. We mogen hooguit hopen op meevallers. De naamgever zelf had misschien een wonderkind kunnen zijn, – hij voldoet aan de eisen-,  maar hij is toch een betrekkelijke laatbloeier. Rutte was de 40 al gepasseerd toen hij minister-president werd.

Nog afgezien van het feit dat wonderkinderen per definitie dun zijn gezaaid, lijken ze in de polder niet goed te gedijen. Dat komt waarschijnlijk door een cultuur waar je het hoofd beter niet boven het maaiveld kunt uitsteken en middelmaat troef is. Voor een land waar politiek voornamelijk doormodderen is en op zijn best op de winkel passen, – dat is al moeilijk genoeg -, is die middelmaat voldoende. Wonderkinderen zijn bovendien vaak snel opgebrand. Zie Sebastian Kurz.