Reportage op de teevee. Wetenschappers gaan met een cameraploeg in het oerwoud van de Congo op zoek naar de bron van ebola, een uiterst besmettelijke ziekte die gepaard gaat met hoge koorts, hevige pijnscheuten en zware bloedingen, vaak tot de dood erop volgt.

De expeditie loopt over de markt van een dorp diep in het binnenland. Knollen liggen op een hoop op de grond, een vrouw in een bont gewaad staat achter een stapel exotisch fruit. De camera zoomt in op een dode aap, lange staart, zijn vacht verschroeid, zijn vlees geblakerd. De cameraploeg heeft een inwoner midden op de markt op een stoel laten plaats nemen. In zijn hand houdt hij een geschroeide rat. Verbaasd kijkt hij recht in de camera. Wat voor bijzonders is hieraan? straalt hij uit. Dan neem hij een hap van de rat, het schedeltje kraakt hoorbaar tussen zijn kiezen. Met afgrijzen kijken wij toe.

Gedachte. De man uit de Congo loopt over de markt in het centrum van Rotterdam. Passeert een kraam met kersen en aardbeien, een koopman prijst zijn paprika’s aan, een vrouw sjouwt met een volle tas. Hij nadert de viskraam. De visboer bewerkt met een scherp mesje de Hollandse nieuwe, snijdt de koppen eraf en veegt ze met de ingewanden in de afvalbak. Een man pakt een schoongemaakte haring bij de staart, haalt hem door de gesnipperde ui. Met het hoofd achterover hapt hij van de rauwe vis. Met afgrijzen kijkt de man uit de Congo toe.