De ideologen van PvdA en GroenLinks schijnen te vinden dat er een ‘krachtenbundeling’ moet komen van alle progressieve partijen. Dus niet alleen van PvdA en GroenLinks (die al gezamenlijk opereren), maar ook van D66, Volt, PvdD en SP. Het lijkt mij een uitstekend plan. Hoewel ik denk dat er nog heel wat water naar de zee zal stromen voor het zover is.

Waarom zou ik een fusie zou toejuichen? Om te beginnen ben ik voorstander van zo veel mogelijk politieke fusies. Er zijn op dit moment veel te veel fracties in de Tweede Kamer, wat de overzichtelijkheid bepaald niet ten goede komt. Maar daar gaat het eigenlijk niet om.

Natuurlijk zijn er vrij grote verschillen tussen bovenstaande linkse partijen, maar ze hebben ook een aantal dingen gemeen. In elk geval willen ze een rechtvaardiger samenleving, waarin zwakkeren niet bij voorbaat worden uitgesloten.

Zouden ze samengaan, dan ontstaat zeer waarschijnlijk de grootste Kamerfractie van Nederland, met ruim meer dan 40 zetels.  Groter dan de huidige PVV. Veel groter dan de VVD of het NSC. Om over rest nog te zwijgen.

De nieuwe partij zal uiteraard minder eendrachtig zijn in haar standpunten. Een deel van de onenigheid zal zich verplaatsen naar congressen en andere interne bijeenkomsten. Het zal aanzienlijk meer moeite kosten een opvatting te formuleren over welke kwestie dan ook. Daar staat wel wat tegenover: invloed, macht. Daarvoor zit je toch in de politiek?

Stel dat het mogelijk was een linkse coalitie te vormen. Zouden de progressieve partijen daarvoor dan weglopen? Toegegeven: ook na een fusie heeft ‘links’ geen meerderheid. Maar het zou wel het voortouw krijgen bij de kabinetsformatie. Nu spelen de partijen in dat proces geen enkele rol. Ze kunnen alleen afwachten. En hel en verdoemenis preken over wat ze zien gebeuren.

Helaas zal dat nog wel een hele tijd zo doorgaan. Ik denk niet dat D66 en Volt hun zelfstandigheid snel zullen opgeven. Om over PvdD en SP nog te zwijgen.

De twee liberaal-progressieve partijen (D66 en Volt dus) vormen met PvdA/GroenLinks min of meer electoraal communicerende vaten. Ze zijn afhankelijk van dezelfde groep kiezers, zoals bij de laatste stembusgang is gebleken. Toch zullen D66 en Volt niet snel afstand nemen van hun economische en andere ideeën. Dat ze die – deels – ook zouden kunnen realiseren als ze fuseerden in plaats van zich op de oppositiebankjes te verbijten, speelt voor hen geen rol. Waarom die twee partijen, die zoveel op elkaar lijken, afzonderlijk bestaan is me overigens een raadsel, maar dit terzijde.

Over SP en PvdD maak ik me helemaal geen illusies. De PvdD heeft – zoals al menigmaal gebleken is – grote moeite met partijdemocratie. De jongste rel rond lijsttrekker Esther Ouwehand spreekt wat dat betreft boekdelen. Het enige wat dit one-isueclubje heeft is zijn Grote Inhoudelijke Gelijk. Dat zal het pas in allerlaatste instantie loslaten.

In de SP is deze week een nieuwe leider benoemd die mag gaan proberen wat Agnes Kant, Emile Roemer en Lilian Marijnissen niet is gelukt: het verlies bij verkiezingen stoppen. De eerste uitspraken van deze Jimmy Dijk wijzen niet op de behoefte om veel samen te werken met anderen, om het zachtjes uit te drukken.

In de Verenigde Staten heb je in theorie oneindig veel, maar in de praktijk slechts twee wezenlijke partijen. Zo ver hoef je wat mij betreft in Nederland niet te gaan. Maar drie? Een linkse, een rechtse en een extreemrechtse partij moet toch voldoende zijn?