Tegenwind
Foto Eneco

Je hebt van die straten waar het altijd waait, zelfs bij nagenoeg windstil weer. Tochtgaten, worden ze genoemd, meestal zonder bomen.
Kaarsrechte straten, waar de wind hetzelfde vrij spel heeft als de mistral in het zuid-Franse Rhônedal.

Het is met de wind als met veel andere dingen: je houdt ervan of je hebt er de pest aan.
Ik ken mensen die onrustig worden van wind, nerveus zelfs. En er zijn mensen die juist de straat of het strand op gaan als het flink waait. Lekker uitwaaien noemen ze dat. Het hoofd leeg maken. Voor zover dat nog kan…

Wat de een ’n storm noemt is voor de ander een stevige bries. Zeezeilers en kustbewoners zijn misschien wel de enigen die uit ervaring over wind kunnen praten.
Dat wist de dichter/dominee Piet Paaltjens (1835-1894) ook wel:
‘Wie nooit vlak aan zee gewoond heeft, weet eigenlijk niet wat of waaien is’.

Cabaretier en taalkunstenaar Herman Finkers houdt wel van wind, zoals blijkt uit zijn gedichtje Föhn:
Wind is blowing air in my hair.
Here and there and everywhere,
people stop and stare at my hair,
wondering what is that air doing there.
I’m the man with the air in his hair.

De wind kan fluisteren, lispelen, zelfs het liefdesspel stimuleren. Maar de wind kan ook loeien, huilen. Of verdrietig maken.
Jacques Brel treurt om zijn verloren liefde voor Marieke, tussen de torens van Brugge en Gent.
Dat prachtige chanson waarin hij eigenlijk de wind, die over het vlakke Vlaanderenland waait, de schuld geeft:
Zonder liefde, warme liefde
Waait de wind, de stomme wind

Omdat hoge bomen nu eenmaal veel wind vangen ben ik altijd instinctief op m’n hoede als het stormt. Dan laat ik de gebruikelijke boswandeling maar even lopen…
Je kunt wel zien hoe hoog de bomen zijn, maar niet hoe diep hun wortels zitten.

Dat heb je ook met mensen die hoog van de toren blazen en die zich verheven voelen boven, ja boven wie?, maar die in de grond niet zo verheven zijn.
Het zijn mensen die zich opblazen en dan word je vanzelf een windbuil…

Typisch Nederlands om jaarlijks een wedstrijd ‘Tegen de wind in fietsen’ te organiseren voor getrainde amateurs. Bij windkracht 7 maar liever nog wat meer, op de Oosterscheldekering.
Over een afstand van negen kilometer op gewone herenfietsen zonder versnellingen en met een terugtraprem.
Ik heb wel eens overwogen om mee te doen, maar op een fiets zonder handremmen begin ik er niet aan.

Fietsen wordt volgens allerlei statistieken steeds gevaarlijker. Vooral voor ouderen op hoge snelheidsfietsen.
Maar ook voor jongeren blijft het uitkijken, getuige de ervaring van een man die me het volgende vertelde:

‘Ik was naar een wijnspeciaalzaak gefietst, om er een bijzondere fles wijn te kopen.
Die wilde ik op de bagagedrager mee naar huis nemen, maar dat leek me toch niet zo’n goed idee.
Ik zou misschien kunnen vallen en dan zou die fles breken. En dat zou zonde zijn.
Dus besloot ik ‘m ter plekke maar op te drinken, om het zekere voor het onzekere te nemen.
En dat bleek achteraf een heel goede beslissing, want op weg naar huis ben ik zeker wel vier keer gevallen’.