Als onderwijzer ben ik net buiten de vrijstelling voor de militaire dienstplicht gevallen. Daar heb ik niets tegen kunnen doen. Het is wel mijn eigen schuld, dat ik ben ingedeeld bij de verbindingsdienst. Had ik de morsetest maar niet zo goed moeten maken. Telegrafist moest ik worden, een opleiding van zes maanden waardoor je twee maanden langer moet dienen dan bij andere onderdelen van de krijgsmacht. Met een koptelefoon op en een seinsleutel lange uren morsetekens oefenen: daa du daa dut dut daa daa.

In een zaaltje krijgen wij, aanstaande telegrafisten, les van de sergeant-instructeur over een apparaat met meters, lampjes en schakelaars waarmee de telegrafist in een radiowagen zendt en ontvangt. Mijn maten zitten vol belangstelling op het randje van de bank te luisteren, maar hoe ik ook mijn best doe, mijn concentratie verslapt steeds. In gedachten dwaal ik in het vrije veld waar de wind door mijn haren waait en de zon over het landschap schijnt, waar de boterbloemen uitbundig geel tussen het groen bloeien en hoog boven in het blauw de leeuwerik zingt. De stem van de sergeant haalt mij terug in een werkelijkheid die mij niet boeit. Het apparaat zoemt, een lichtje knippert, een wijzer slaat uit. Had ik maar een boek om te lezen, desnoods een oude krant, in plaats van te moeten leren van technische zaken waar ik aanleg noch belangstelling voor heb. Mijn vrienden sleutelden met plezier aan hun brommer, ik was blij dat ik wist hoe je de benzinedop eraf moest draaien en, niet onbelangrijk, hoe je hem er na het tanken weer op moest krijgen.

Na de pauze met koffie en kano ga ik zitten op de achterste bank, verlang naar het weekendverlof, droom van een biertje bij Melief op de Oude Binnenweg. De sergeant onderbreekt mijn gedachten: ‘Kom eens hier…’

Ik duik diep weg.

‘Soldaat Ebbe.’

Met alle weerzin van de wereld sta ik op en slof met afhangende schouders naar voren.

‘Zet de zender aan.’

Tot zijn ongeloof en tot hilariteit van de maten weet ik niet waar de schakelaar zit.

Wordt vervolgd