We vinden al twee-en-een-halve eeuw dat alle mensen gelijk zijn. Maar al die tijd bleef de één een stuk gelijker dan de ander. Afkomst bepaalt nog steeds bijna alles voor een opgroeiend kind en dan hebben we het onder andere over nationaliteit, inkomen en vermogen van ouders, etniciteit, klasse, schoolkwaliteit, leefklimaat in de buurt. Daar komen wat dingen bij om het af te maken: gezondheid, schoonheid, sekse, intelligentie, ambitie en zo meer. In een democratie is ongelijkheid moeilijk te verdragen en onmogelijk te vermijden. Moeilijk te verdragen, omdat iedere burger gelijk is voor de wet. Onvermijdelijk, omdat de mensen die gelijker zijn dan anderen, hun status kunnen omzetten in politieke en bestuurlijke daden, die gelijkere kansen in de weg staan.

De hemel bestaat niet. Gelijkheid bestaat niet. Maar je kunt als politicus tenminste je gruwelijke best doen om iedereen een kans te geven. Het enige kabinetsmotto van de afgelopen vijftig jaar dat ergens op sloeg was dat van het kabinet-Den Uyl (1973-1977): spreiding van kennis, macht en inkomen. Toen was ik te stom en te radicaal-links om dat te snappen. Nu ben ik vooral te laat: ik ben vijftig jaar na dato voor het kabinet-Den Uyl. Onvermijdelijke ongelijkheid is alleen te verdragen als mensen erop kunnen vertrouwen dat politici, onderwijzers en bestuurders zich uit de naad werken om de vermijdelijke gelijkheid te bestrijden.

Waar zijn de politici, die in staat en bereid zijn die strijd voeren? Of, anders gezegd, waarom geloven heel weinig mensen dat Liliane Ploumen, Jesse Klaver, Lilian Marijnissen en de hunnen die strijd aankunnen? Ook de dochter van een melkboer en de zoon van een Marokkaan kunnen kiezers niet meer overtuigen dat ze weten hoe het voelt om een stuk minder gelijk te zijn dan een ander, en ook nog eens weten wat ze er aan moeten doen.

Waarom? Je moet slimmer zijn dan ik om daar een goed verhaal over te hebben en dan nog zou het een oudbakken verhaal zijn. Iets met a) veertig jaar neoliberalisme, b) de globalisering en de daaraan verbonden onzekerheden; c) de stomme ijver waarmee de slimste PvdA-ers in Rutte II zijn gestapt om het sloopwerk te doen; d) de panische angst voor immigratie van mensen die niet zeker zijn over hun eigen toekomst; e) de onbegrijpelijke bureaucraten-managers-taal die politici en bestuurders uitslaan. En van alles wat ik niet kan bedenken.

Afb. International Policy Institute Shutterstock (https://ips-dc.org/society-unequal-design/

Het mag op zichzelf de pret niet drukken. In mijn dagelijkse bezigheden (in het onderwijs) kom ik allerlei mensen tegen die gewoon hun best doen om anderen een kans te helpen geven. Die ook ‘’tegen de tweedeling’’ zijn. Mensen van allerlei slag, leeftijd, opvatting en vooropleiding, die het leven leuker vinden als ze ‘’een steentje bijdragen aan een betere samenleving’’. Daar waar ik zit, is het goed vol te houden.

Toch drukt het de pret wel een beetje. Want ook in de ons toegewezen armoedewijk komen wij, kleine strijders tegen de tweedeling, ouders en leerlingen tegen die de kansenongelijkheid lang niet zo erg vinden als de bekakte tongval van de leidster van D66 of de burgemeester van Amsterdam, als de vermeende pedofilie van ‘’al die politici’’ , als het anders-zijn van Turkse / Marokkaanse / Syrische buurtbewoners, als de ‘’dictatuur’’ van epidemiologen die aandringen op vaccinatie.

Je gaat gewoon door met je werk. Maar wat verwachten verdrukten en vertrapten in ’s hemelsnaam van Thierry Baudet – over bekakte onzin gesproken? Of van een frauduleuze miljonair en beroepsklootzak als Trump? Ik ben bang dat de tweedeling tussen de haters uit alle lagen van de bevolking en de rest van de mensen de strijd voor sociale gelijkheid gaat overvleugelen, de komende jaren. Gelukkig komt daarna de zondvloed.