Tony Blair, oud-premier van het VK, werd onlangs gevraagd hoe hij terugkeek op zijn tijd als regeringsleider (1997-2007). ‘We hadden grootse plannen, maar er kwam vaak iets tussen’,  zei Blair in een fascinerende zesdelige documentaire van de BBC.  En berustend: ‘maar ja, het is niet anders’.

Het laatste wat ik wil is het nieuwe kabinet dat nu ‘vol nieuw elan’ aan de slag gaat, ontmoedigen. Niettemin, het is raadzaam om de uitspraak van Blair in de oren te knopen. Of anders die van oud-wereldkampioen boksen (zwaargewicht) Mike Tyson: iedereen heeft een plan. Tot hij een klap voor zijn kop krijgt’. Kernachtiger en dus beter. En tig keer beter dan het motto van Rutte-IV dat ik alweer vergeten ben.

De afgelopen weken is het regeerakkoord door links en rechts onderhanden genomen. Het was ‘een drol’, aldus Frank Kalshoven op goede gronden in de Volkskrant. Het was een D66-akkoord, vonden ze bij de gezond verstandkrant, alsof het daarmee meteen met de vuilnisman mee kon. Dat je de betekenis van een regeerakkoord niet moet overdrijven, las je bijna nergens.

Een regeerakkoord bevat de voornemens voor de komende vier jaar,  drie bij Rutte-IV door de lamlendige formatie. Het is een compromis tussen de coalitiepartijen. Daarbij moet elke partner, afhankelijk van zijn grootte, aan zijn trekken komen. Dat is belangrijker dan de uitvoerbaarheid, de zwakke plek van elk regeringsbeleid en dat zal ook nu niet anders zijn. Met andere woorden, ga er maar vanuit, dat veel van die plannen,  bijv. de bouw van 100.000 woningen, het drastisch uitdunnen van de veestapel, in de uitvoering zullen vastlopen. Dat is steevast vrijwel elk kabinet overkomen.

Andere potentiële spelbedervers behoren inmiddels tot het repertoire van het cliché. ‘Een week is al lang in de politiek’; ‘de toekomst laat zich niet voorspellen en plannen’ en, tegenwoordig de meest geciteerde, ‘events, dear boy, events’, de onvoorziene gebeurtenissen die alles overhoop gooien.

Mark Rutte weet dat als ervaringsdeskundige vermoedelijk als geen ander. Zijn eerste kabinet struikelde over de onbetrouwbaarheid van gedoogpartner Geert Wilders (PVV). Rutte-II, het monsterverbond van VVD en PvdA, kreeg te maken met de naweeën van de Grote Recessie, de euro-crisis en de vluchtelingeninvasie. En de crisis van Rutte-III is ook nog steeds de crisis van Rutte-IV. Die pandemie onder controle krijgen, wordt met afstand de belangrijkste opgave. Al het andere is daaraan ondergeschikt.

Ik neem aan dat Rutte niet wakker ligt van al die negatieve reacties op het regeerakkoord. Dat het door die grote D66-inbreng misschien wel Kaag-I zou worden in plaats van Rutte-IV. Hier en daar werd gesuggereerd dat hij er pips uitzag omdat hij ‘de formatie heeft verloren’. Hij weet wel beter en dat zouden de kritikasters ook moeten. De motor aan de praat krijgen, lukt zelden met alleen een handleiding. Regeren is reageren en improviseren en meestal weinig meer dan voortmodderen. Daarbij heb je weinig aan die dromen over een nieuwe bestuurscultuur.

Datzelfde geldt voor de illusies over een grotere dan wel sterkere staat. Ik zou al tevreden zijn met enigszins naar behoren functionerende instanties. Het coronabeleid mag daarbij als voorbeeld dienen van hoe het niet moet. Verder moet je oppassen met al te grote verwachtingen aan een overheid. De Duitse socioloog Max Weber waarschuwde ruim 100 jaar geleden al voor de gevaren van een overmachtige bureaucratie, zie ook, en niet alleen, het toeslagenschandaal. Als je op zoek wil naar oorzaken van de vervreemding tussen burger en politiek en de opkomst van de Wilders’ en Baudets, zou je daar kunnen beginnen.

Kortom, we moeten de verwachtingen niet te hoog opschroeven. Zoals bijna elk kabinet zal Rutte-IV in de handen moeten wrijven als het met de hakken over de sloot wordt.

Veel zal afhangen van het onderlinge vertrouwen. De hoofdrolspelers, Rutte en Sigrid Kaag,  bezweren dat ze tegenwoordig heel goed door die ene deur kunnen. De tijd dat zij hem als de grootste bedreiging van de politieke cultuur beschouwde, ligt achter hen. Ze heeft nu het volste vertrouwen in haar rivaal. We zullen zien of dat vertrouwen de onvermijdelijke tegenvallers en tegenslagen overleeft. Dan hebben we nog niet over een crisis van het formaat XL waarbij de wederzijds irritaties onherroepelijk weer de kop zullen opsteken.

We weten evenmin hoe goed de nieuwe gezichten zijn. Vooral van buitenstaanders als Ernst Kuipers (D66, volksgezondheid) en Robbert Dijkgraaf(ook D66, onderwijs en cultuur) worden grootse dingen verwacht. Als er al dragers van het nieuwe elan zouden zijn, zijn het die outsiders. De vensters gaan open! Eindelijk stroomt de frisse lucht binnen! Alsof er geen koude kermis bestaat.

Je kunt nog zo’n begenadigd wetenschapper (Dijkgraaf) of medisch bestuurder (Kuipers) zijn, dat is geen garantie dat je een goed politiek bestuurder bent. De entree van Ronald Plasterk (PvdA), eveneens een topwetenschapper, werd begeleid door trompetgeschal en lofzangen. Maar de overstap van de universiteit naar het Binnenhof, werd niet wat je een doorslaand succes kon noemen. Plasterk stelde teleur, als minister van onderwijs en cultuur (2007-’10, Balkenende-IV) en minister van binnenlandse zaken (2012- ’17, Rutte-II). Politiek is een vak en de politici die het meteen in hun vingers hebben, zijn op een hand te tellen.

Niettemin, we wensen Rutte-IV een behouden vaart. Als het enigszins op koers blijft, mogen we niet mopperen. Zet hem op, dames en heren!