Het vertrouwen in de Tweede Kamer is in tien jaar niet zo laag geweest, meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Niet meer dan een kwart van de ondervraagden had eind vorig jaar vertrouwen in de volksvertegenwoordiging. Dat is de laagste stand sinds 2012, toen het CBS het vertrouwen voor het eerst ging meten. Hoe groot het geloof in het parlement destijds was, houdt het statistiekeninstituut zorgvuldig geheim, maar dit terzijde.

De vraag die dit oproept is natuurlijk: wat is het verschil tussen eind 2012 en eind 2022? Eind 2012 bestond de Tweede Kamer uit elf fracties, eind vorig jaar uit twintig. Dat is inclusief afsplitsingen, maar er werden er zeventien gekozen, aanzienlijk meer dan in 2012.

Van die fracties hadden VVD en PvdA samen een tamelijk gerieflijke meerderheid. Ze vormden in recordtijd een kabinet. Heel andere koek  dan na de laatste Kamerverkiezingen. Toen moest er haast driehonderd dagen gekissebist worden alvorens er een krakkemikkig kabinet met een heel krappe meerderheid op het bordes kon verschijnen.

Het is waar: VVD-leider Mark Rutte zei tijdens de campagne van 2012 dat de socialisten alle zand zouden opmaken als je ze het beheer over de Sahara gaf. Maar Nederland is tenslotte geen woestijn, dus de meeste VVD-kiezertjes waren die uitspraak weer snel vergeten. Rutte zelf al helemaal vanzelfsprekend. En de rooien waren allang blij dat ze weer eens in de regering zaten.

De PvdA zou later wel nog flink spijt krijgen dat ze in haar eentje met de VVD in zee was gegaan. Toen was het helaas te laat. Ik vermoed trouwens dat alle partijen berouw zullen hebben van hun deelname aan het huidige kabinet, maar dat heeft niets met het hier behandelde onderwerp te maken.

Een groot verschil tussen eind vorig jaar en eind 2012 was verder dat er destijds maar één rechtsextremistische partij in de Tweede Kamer vertegenwoordigd was, namelijk de PVV. Die beschikte over niet meer dan vijftien zetels. In het huidige parlement heeft de PVV twintig zetels. Daarnaast heb je nog Forum voor Democratie (vijf zetels), de Groep Van Haga (drie zetels) en JA21 (drie zetels). Als je daar de BoerBurgerBeweging nog bij optelt (en waarom zou je dat niet doen?) kom je aan 32 zetels. Dat zijn meer dan tweemaal zoveel donkerbruin denkende parlementariërs als tien jaar eerder.

Net andere woorden: er zat een decennium terug bijna de helft van het aantal partijen in de Kamer. De hoeveelheid radicaal-rechtse populisten onder hen was ruim tweemaal zo klein als tegenwoordig. Geen wonder dat het vertrouwen nu veel lager is.

De conclusie ligt voor de hand: tien jaar geleden had je veel betere kiezers.