Misschien is het geen gek idee om een psycholoog te laten aanschuiven bij een formatie. Natuurlijk niet bij de onderhandelingen, maar als coach, of zo u wil, als ‘procesbegeleider’. Topsporters staan voortdurend onder druk en doen regelmatig een beroep op psychologische bijstand. Dus waarom politici niet?  (Of het nu formerende kwartet tot de top mag worden gerekend, laat ik in het midden).

De formatie is een dilettantenbal. Drie relatieve nieuwkomers en een ervaren rot met evenmin veel formatie-ervaring maken er een enorme janboel van. Onder leiding van een informateur die weliswaar minister is geweest, – weinig succesvol als je de Binnenhof-watchers mag geloven -, maar op dit delicate terrein zijn strepen nog moet verdienen. Het is in elk geval niet zo makkelijk als Ronald Plasterk in zijn laatste Telegraaf-column suggereerde. Dat was waarschijnlijk ‘Zweckoptimismus’ zoals Duitsers dat noemen.

Anders dan de verkiezingsuitslag deed vermoeden, is de formatie een hels moeilijke klus. De partijen, PVV, VVD, NSC en BBB zijn rechts tot extreemrechts, maar verder zeer verschillend. De club van Wilders is een populistische protestpartij, net als de BBB, terwijl de VVD tot de gevestigde partijen behoort en de vereniging van Pieter Omtzigt een hybride is, protestpartij maar met een hoog CDA-gehalte. Die verschillen laten zich niet een-twee-drie overbruggen.

In een dergelijke constellatie komt het aan op ‘persoonlijke chemie’, ‘atmosfeer’, kortom, de ‘intermenselijke verhoudingen’. Op de bereidheid rekening te houden met elkaars gevoeligheden, de twitterdriften in toom te houden en samen te zoeken naar oplossingen. Wilders is de grote winnaar van 22 november en moest het meeste water bij de wijn doen. Dat ligt niet in zijn aard, het kostte moeite maar hij probeerde het. Ongeveer alle omstreden standpunten gingen in de vrieskist en nog was het kennelijk niet genoeg. Dilan Yesilgöz en vooral Pieter Omtzigt blijven moeite houden hem te vertrouwen. (Caroline van der Plas is in dit psychologische krachtenveld een figurant.)

Van meet af aan had Pieter Omtzigt vrijwel onoverkomelijke principiële problemen met het beoogde kabinet. Yesilgöz had ook haar bezwaren, maar stapte daar na veel vijven en zessen en gestuntel overheen. Omtzigt is een goed Kamerlid, – daar doen we niks aan af -, maar hij is geen politicus en al helemaal geen politiek leider. Een goed politicus weet om te gaan met de situatie waarin hij is beland. De toestand is niet zoals hij had gewenst, maar het is wat het is. Hiermee moet hij zien te dealen. De dilemma’s onderkennen en proberen daar iets constructiefs van te bakken.

Omtzigt’s dilemma is dat hij grote weerzin moet overwinnen en eigenlijk niet met Wilders in dezelfde boot wil zitten. Alleen, zijn kiezers willen in overgrote meerderheid wel met Wilders in zee. Zijn fractie schijnt verdeeld te zijn, maar de meeste leden krijgen bij Wilders evenmin warme gevoelens. De oplossing is het gedogen van een minderheidskabinet, of dat nu een zaken- of extraparlementair kabinet is. In beide gevallen heb je geen regeerakkoord nodig en je kunt je handen vrijhouden. Je beoordeelt de plannen op hun merites en besluit vervolgens of je ze al dan niet steunt. Zo’n kabinet is per definitie weinig stabiel, het is een zwaktebod, maar soms heb je geen keus.

Voor zover ik het begrijp, heeft zo’n minderheidskabinet nog steeds Omtzigts voorkeur. En dan zit er weinig anders op dan er ‘vol voor te gaan’. Leg aan je achterban uit waarom je daar, ondanks alle bezwaren tegen Wilders, toch voor kiest. Maak de wereld deelgenoot van je worsteling, – voor zover nog nodig, – en dan ben je altijd verzekerd van een forse portie sympathie. Maar ga niet dralen, weifelen, draaikonten en stoot de anderen niet nodeloos voor het hoofd.  Op een geven moment moet je toch toch weer aanschuiven.

Als de boel uiteindelijk toch finaal mislukt, wanneer niemand er nog een gat inziet, wachten onvermijdelijk nieuwe verkiezingen. Misschien kan nog voor de vorm iets geprobeerd worden over links, maar dat is op voorhand tot mislukken gedoemd en daarom kunnen we er beter niet eens aan beginnen. En je kunt er donder op zeggen dat Wilders de verkiezingen weer wint. Het verhaal ligt al klaar: het mislukken is niet zijn schuld. Hij was bereid tot vergaande concessies, maar Omtzigt, ‘de katholieke gluiperd’, besloot willens en wetens de verkiezingsuitslag te negeren. Reken maar dat die voorstelling van zaken aanslaat bij zijn achterban. Omtzigt moet daarentegen vrezen dat van zijn prille partij niet zo gek veel meer overblijft.

Politiek is soms van de nood een deugd zien te maken. De deugd is in dit geval de ontmaskering van Wilders en zijn partij. Aantonen dat hij niet in staat is een land te besturen. Dat de keizer met veel poeha maar zonder kleren door de politiek banjert. Dan kun je zeggen dat je het geprobeerd hebt maar dat samenwerken met Wilders,  met zijn kietelen van de onderbuik en zijn bovendien uiterst onervaren fractie niet mogelijk bleek. De zwarte piet,  -als die uitdrukking nog mag -, ligt dan onbestrijdbaar bij hem.

Er is geen enkele garantie dat deze strategie slaagt. Kiezers kunnen het gedoe, het geklooi, zo zat zijn, dat ze het vertrouwen dat juist Omtzigt wilde herstellen, helemaal kwijt raken en van armoede niet meer gaan stemmen of Wilders toch weer het voordeel van hun twijfel geven. Dat is het zuigende moeras dat Omtzigt wilde vermijden maar waarin hij en de formatie dreigen weg te zakken.

De psycholoog moet daarom eerst maar langs in Enschede.