Hoe ga je als politieke partij om met een schandaal? Er is geen partij die niet te maken heeft (gehad) of krijgt met een prominent lid dat zichzelf verrijkte of de handen niet thuis kon houden. Met enige regelmaat duikt zo’n schandaal op; is het het niet bij de eigen partij dan wel bij de concurrentie. De afgelopen maanden hadden we in willekeurige volgorde schandalen en schandaaltjes bij Bij1, Volt, CDA, de PvdA en nu D66 (zie ook het stuk van Fons Kockelmans).

(Forum voor Democratie (FvD) heb ik buiten beschouwing gelaten. Dat is allang geen politieke partij meer maar de Thierry Baudet-sekte. Dat vrijwaart ze uiteraard niet van schandalen, in tegendeel).

In de meeste gevallen betrof het een Me Too of soortgelijke affaire. Bij het CDA was een financieel schandaal, de mondkapjesdeal van Sywert van L. Wat ernstiger is laat ik aan u over. Schandalen horen bij de politiek, net als bij alle andere menselijke activiteiten in enig clubverband, of het nu de kerk, partij of klaverjasvereniging is. Je mag dus verwachten dat de leiding van een partij weet hoe ze daar mee dient om te gaan.

Openheid van zaken geven is het eerste gebod. Niet alleen uit ethische overwegingen, – die tellen nauwelijks in de politiek -, maar omdat ontkennen, verbloemen, spinnen en liegen altijd meer schade opleveren. De geschiedenis barst van de voorbeelden waar door ontkennen, liegen etc, een op zich  beheersbaar probleem volledig uit de hand liep.

Het beroemdste voorbeeld is het Watergate-schandaal in de VS, dat 50 jaar geleden de toenmalige president Richard Nixon de kop kostte. Medewerkers van Nixons Republikeinse Partij hadden ingebroken in het hoofdkwartier van de Democraten om afluisterapparatuur te installeren. Het waren amateurs dus de inbraak kwam aan het licht. Als Nixon in het begin had meegewerkt aan het politieonderzoek, was hij er waarschijnlijk zonder kleerscheuren vanaf gekomen. De inbrekers zouden worden gestraft en daarbij was het vermoedelijk gebleven. Maar Nixon saboteerde uit alle macht het onderzoek en werkte zich steeds verder in de nesten. Hij was tenslotte gedwongen af te treden.

Nu is de polder geen VS en de schandalen zijn hier zelden meer dan rimpelingen die boven proportioneel veel deining veroorzaken. Niettemin is de reflex dezelfde: ontkennen, spinnen, onder de pet houden.

Dat gebeurt tegenwoordig wel met iets meer rafinesse dan vroeger toen de ontkenning van een gezagdrager volstond. Nu komt er steevast een ‘onafhankelijk onderzoek’ door een daarin gespecialiseerd bureau. Zo’n bureau verdient daar meestal stevig aan, want een kreukvrij en kraakhelder imago is de betreffende partij heel wat waard. Dat bureau ondervraagt de betrokkenen, rapporteert zijn bevindingen aan de partijtop die de conclusies presenteert. Vaak met de zelfvoldaanheid van kijk-ons-eens-open-en-transparant wezen.

Dat werkt als het resultaat meevalt. Als het de handel en wandel van een minder prominent lid betreft. Hij of zij is een pion die gerust geofferd mag worden. In een handtastelijke affaire komen er excuses aan het slachtoffer dat meestal geen andere keus heeft dan die te accepteren. De partijtop belooft verder maatregelen om soortgelijke ontsporingen te voorkomen. ‘Want niets is zo belangrijk als een voor iedereen veilige werksfeer’. Daarna gaat men tevreden over tot de orde van de dag. Vuiltje met succes weggewerkt.

Lastiger wordt het als een erkend prominent lid over de schreef is gegaan. Wat doe je met een vooraanstaand Kamerlid, een kampioen stemmentrekken of, zoals bij D66, een ‘strateeg en organisator’. Ook in zo’n geval is de een prominenter dan de ander en speelt bovendien de ernst van het vergrijp mee. Dat zijn dilemma’s. En bij dilemma’s heb je zelden makkelijke en voor alle betrokkenen bevredigende oplossingen.

De verleiding is dan groot om het rapport van het onderzoeksbureau te kuisen of de schadelijke bevindingen weg te stoppen in een ‘vertrouwelijke’ bijlage. Het gekuiste deel wordt gepubliceerd. In de hoop dat daarmee de kous af is en de affaire  ‘overwaait’. Indien nodig gaan de spindokters aan de slag om via bevriende media de conclusies in de gewenste zin in en bij te kleuren.

De vraag is daarbij wel of je de belangrijkste figuur in de partij volledig op de hoogste moet stellen. Dat is ook weer een dilemma. Als je hem of in het geval van Sigrid Kaag, haar uit de wind wil houden, wek je de indruk dat hij of zij haar huis niet op orde heeft. Of, minstens zo erg, zich drukt en daarmee medeplichtig wordt aan operatie doofpot. Als alleen al de verdenking die kant uit gaat, is er stront aan de knikker. De partijleider moet zich verantwoorden en dan kunnen spindokters spinnen tot ze groen en geel zien, ze hebben het niet meer in de hand.

Een gekuist rapport heeft nog een nadeel. Het is onbevredigend en roept vragen op. De kring van mensen die zich er mee gaat bemoeien wordt groter. Er wordt gelekt naar de pers. De ophef en verontwaardiging dreigen een storm te worden. Zelfs in een brave ambtenarenpartij als D66 lopen lieden rond die zich gepasseerd voelen en rekeningen hebben te vereffenen. Kortom, voor je het weet zit je vol in een ‘shit-storm’. Met de broek op de enkels.

Op consideratie hoef je niet te rekenen. Geen groter vermaak dan leedvermaak en dat laten andere partijen, hun aanhang en andere tegenstanders zich niet ontnemen. (Tot ze zelf weer aan de beurt zijn, natuurlijk), Dat is des te wranger voor een partij die een nieuwe politieke cultuur, meer openheid en transparantie, propageert.

In de polder moet alles een moraal hebben. Dus daar gaat-ie. Politiek is een morsig bedrijf. Wie denkt dat hij door de blubber kan waden zonder vuil te worden, is erg naïef. Schandalen of affaires moet je nooit onder het tapijt vegen. Het lekt altijd uit en dan zit je op een niet meer in te lopen achterstand. En heb vooral geen praatjes dat je beter en integerder bent dan de anderen, want dat ben je niet.