De crisis rond de Oekraïne heeft de discussie over realisme in de buitenlandse politiek weer doen oplaaien. Met name in de VS hebben experts van de zogenaamde realistische school in woord en geschrift laten weten dat de schuld voor een groot deel bij het Westen ligt.

Voor de goede orde: zij ontslaan Vladimir Poetin niet van de hoofdverantwoordelijkheid. Ze zijn zeker geen ‘Putinversteher’ die begrip hebben voor alles wat Poetin uitspookt en die je vooral in Duitsland en daar voornamelijk bij links vindt. Ook beseffen ze dat de VS en zijn bondgenoten de Russische agressie niet over hun kant kunnen laten gaan. Een ander soeverein land dreigen met een invasie valt ook bij hen buiten de orde. Maar als pleitbezorgers van Realpolitik vinden ze dat het Westen grove steken heeft laten vallen.

De wereld van de Realpolitik wordt beheerst door anarchie. Niet in ideologische zin, –  het gaat niet om het desnoods met geweld afschaffen van de staat -, maar als beschrijving van de werkelijkheid. De wereld bestaat uit tientallen staten die allemaal hun eigen cultuur, geschiedenis en belangen hebben. Bij alle variatie hebben ze een ding gemeen: ze willen blijven voortbestaan als onafhankelijke soevereine landen. Omdat het maar niet lukt om een wereldregering tot stand te brengen, die in crises orde op zaken kan stellen, zijn de landen op zichzelf aangewezen. Om potentiële vijanden af te schrikken heb je macht nodig. Voor minder machtige landen zit er vaak niet anders op dan het zoeken van steun bij bondgenoten.

Hoe machtiger de staat, des te groter de kans dat hij zijn macht wil uitbreiden. Ter legitimatie van die ambities wijzen ze op historische banden, zoals nu China doet met Taiwan, en/of economische en strategische belangen. Meestal is het een combinatie van die factoren. Maar in laatste instantie draait het altijd om het voortbestaan van hun staat. Die moet ten koste van alles, desnoods ook oorlog, verzekerd zijn. Andere staten weten waar ze zich aan te houden hebben.

Deze te summiere samenvatting doet uiteraard geen recht aan de nuances en subtiliteiten van de theorie. Bovendien zijn er binnen deze school weer diverse stromingen die op soms essentiële punten van elkaar afwijken. Maar wie door een realpolitieke bril naar de wereld kijkt, heeft meestal een redelijk helder zicht, meer zit er niet in,  op wat er om hem heen gebeurt. En, mooi meegenomen, hij heeft weinig last van illusies.

Voor grote, machtige staten is het eigenlijk een recept voor leven en laten leven. In de praktijk komt het erop neer dat je de wereld verdeelt in invloedssferen, waar de grootmacht van dienst de lakens uitdeelt. In het begin van de 19de eeuw kondigde Washington de Monroe-doctrine, naar de toenmalige president James Monroe, af. Amerika, Noord en Zuid,  behoorde tot de invloedssfeer van de VS.  Het was een signaal aan Europese staten met koloniale ambities dat ze weg dienden te blijven.

(Toen de Russen in 1962 raketten op Cuba wilden stationeren, wierpen ze hun netten uit in de Amerikaanse invloedssfeer. Dat leidde bijna tot een kernoorlog.)

Na de Tweede Wereldoorlog kwam Oost-Europa in de invloedssfeer van Rusland, dat toen nog de Sovjet Unie heette. Dat ging op zijn Russisch, met de knoet. West-Europa was vooral blij in de Amerikaanse invloedssfeer te liggen, met de NAVO en de EU. Washington zorgde voor de veiligheid, ook met kernwapens, waardoor de EU-landen tot een ongekende economische bloei konden komen.

De Val van de Berlijnse Muur in 1989 en het uiteenvallen van de Sovjet Unie twee jaar laren, veroorzaakten een geopolitieke aardverschuiving. De Oostbloklanden schudden het Russische juk af. Na 40 jaar waren ze (weer) vrij en onafhankelijk. Ze konden over hun eigen toekomst beschikken. En die toekomst zagen ze vrijwel allemaal in het Westen. Ze wilden lid van de NAVO en de EU worden, voor hen de gedroomde pijlers van veiligheid en voorspoed.

De aanhangers van de realistische  school waarschuwden toen al tegen de uitbreiding van met name de NAVO in oostelijke richting. NAVO-troepen direct aan de Russische grens, was vragen om moeilijkheden. Misschien niet meteen, maar dan toch later als de Russen waren bijgekomen van de schok. Hoe diep het trauma zit, blijkt uit de dezer dagen kapot geciteerde uitspraak van Poetin uit 2005: het uiteenvallen van de Sovjet Unie was de grootste geopolitieke catastrofe van de vorige eeuw.

Aanvankelijk stond het Westen niet te trappelen om de Oost-Europese landen toe te laten tot zijn clubs. Moskou hoefde zich geen zorgen te maken, aldus Westerse leiders. Alleen het herenigde Duitsland zou toetreden tot de NAVO (en EU). Eventuele andere gegadigden zouden geen uitnodiging krijgen. De Russen hebben verzuimd die toezeggingen  vast te leggen in verdragsteksten. Een blunder van de buitencategorie waarvoor ze zich in het Kremlin later voor het hoofd sloegen en die Poetin ongedaan wil maken. Te beginnen met de Oekraïne dat nooit en te nimmer lid mag worden van de NAVO.

Hebben de realisten gelijk? Had het Westen de Oostbloklanden niet moeten uitnodigen? Daar valt zeker iets, misschien wel veel, voor te zeggen. Maar het Westen zag zich geplaatst voor een dilemma. Die voormalige Oostbloklanden waren nu soevereine staten en als ze aan de voorwaarden voldeden, konden ze kandidaat-lid van de NAVO worden. Weigeren was moeilijk. Soevereiniteit is een van de fundamenten van de statengemeenschap en als zodanig gerespecteerd door het Westen. Daarbij kwam dat Moskou destijds niet uit volle borst protesteerde tegen een uitbreiding. De indruk vestigde zich dat de Russen er wel mee konden leven. En toen kwam Poetin…

Hoe de huidige crisis wordt opgelost, weet alleen Poetin. Al is volgens cynici de kans groot, dat hij het zelf ook niet weet. Vooralsnog blijven Washington en Moskou onderhandelen. En Europa? Dat doet op het eigen continent eigenlijk  niet mee. Het is een economische reus die niet eens een militair kindervuistje kan ballen. En dat zal de komende jaren wel zo blijven. Dat is misschien wel de pijnlijkste ervaring van de Oekraïne-crisis.