Verschillende partijleiders verklaarden dat de verkiezingscampagne dit keer anders zou zijn. Het zou meer ‘inhoudelijk’ worden, minder gericht op de ‘poppetjes’, waarmee ze zichzelf bedoelen. Meer aandacht voor de noden van de burger en minder oneliners en andere oppervlakkigheden. Meer knopen doorhakken en minder ‘waterige compromissen’.

De kampioenen van dit lofwaardige voornemen zijn Pieter Omtzigt (NSC) en Frans Timmermans (VerenigdLinks). De tv-debatten, het strijdperk waar de lijstrekkers de degens kruisen, zijn ongeschikt voor een diepgaande, inhoudelijke en hoogwaardige gedachtenwisseling. Omtzigt en Timmermans trekken voor hun eerste debat nieuwe stijl anderhalf uur uit. Ze beginnen maandag in Arnhem en de kaarten zouden zijn ‘weggevlogen’. De rest van het volk kan het duel volgen via het internet.

Het is natuurlijk volksverlakkerij. Beide heren zijn als geen ander de ‘poppetjes’, de absolute troeven van hun campagne. Denkt nu echt iemand serieus dat de kiezer op het NSC zou stemmen als Omtzigt niet de lijsttrekker was? Of dat VerenigdLinks zonder Frans Timmermans zo hoog in de peilingen zou staan? Dat de kiezers in drommen naar de stembus gaan omdat Omtzigt een constitutioneel hof wil? Of vanwege de standpunten van GroenLinks inzake de gender-issues? Dat geloven ze bij die partijen zelf niet. (Mag je voor ze hopen).

Die optredens passen zoals u natuurlijk allang hebt doorzien in wat vroeger, voor de inclusie en diversiteit, ‘mannetjesmakerij’ heette. Destijds, zo’n 50 jaar geleden, stond de kunst van het campagnevoeren nog in de kinderschoenen. Er waren technieken en ideeën overgewaaid uit de VS en het was lang niet zo geraffineerd en uitgekiend als nu. Maar een ding werd de campagneleiders toen al steeds duidelijker. De campagne draaide om de lijsttrekker. Hij moest zich positief onderscheiden van zijn rivalen.

Datzelfde, anders, beter zijn dan de concurrentie, proberen Omtzigt en Timmermans nu met hun optredens. De niet eens erg verborgen boodschap is dat zij niet zo oppervlakkig zijn als de collega’s. Zij staan boven het geharrewar, het elkaar vliegen afvangen en het uitventen van steeds dezelfde melige grappen en oneliners. Omtzigt en Timmermans herstellen het debat in zijn oude glorie. Als je niet beter wist, zou je het bijna deftig en elitair noemen.

Bij het bepalen van hun keuze zouden kiezers in de eerste plaats afgaan op de partij, althans, waar deze volgens hen voor staat, vervolgens de lijsttrekker en tenslotte het programma. Maar een kleine maand voor de verkiezingen weet rond twee derde nog niet op welke partij ze gaan stemmen. De Kies- of Stemwijzers zouden uitkomst moeten bieden, maar lijken nog meer bij te dragen aan de electorale besluiteloosheid en verwarring. De kiezer zweeft maar moet uiteindelijk toch bij een partij landen. En dat kan alleen maar de zijne zijn, aldus elke campagnestrateeg.

Campagne voeren is het ‘maximaliseren van minimale verschillen’, zoals een collega ooit heeft vastgesteld. Het is, vrij naar Freud, ‘het narcisme van die kleine verschillen’. Anders gezegd, het is een handel in illusies. Alsof de ene partij het in de dagelijkse praktijk heel veel anders kan doen dan de andere. (De flankpartijen van links (SP) en rechts (Forum, PVV) en de getuigenispartijen, zoals de SGP en Partij voor de Dieren (PvdD), laat ik buiten beschouwing. Zij doen niet echt mee en het verkopen van de illusie blijft belangrijker dan het nemen van verantwoordelijkheid). In een coalitieland als onze polder moeten er compromissen, ‘waterig’ of niet, gesloten worden.

Tijdens een campagne wordt die werkelijkheid ook voor de ‘middenpartijen’ opgeschort. De Volkskrant houdt een serie interviews met lijsttrekkers en de eerste vraag luidt: wat gaat u doen als u de dag na de verkiezingen wakker wordt en blijkt 76 zetels, en daarmee de meerderheid in de Tweede Kamer, te hebben? Dat is natuurlijk Spielerei, maar de lijsttrekkers mogen even wegdromen en de werkelijkheid vergeten.

De lijsttrekker is de eerste verkoper van de illusies die zijn partij in de aanbieding heeft. Tot die illusies behoort ook zijn eigen imago, het poppetje dat de partij het best verkoopt. Het ‘poppetje’ moet de ideale uitvoering worden van de persoonlijkheid van de lijsttrekker. De leider moet sympathiek overkomen, een ‘mensenmens’ zijn, empathisch maar ook doortastend en pijnlijke beslissingen, voor het welzijn van land en volk, niet uit de weg gaan. Dat beeld mag ook weer niet te veel afwijken van de werkelijkheid. De lijsttrekker moet wel een echt mens blijven, met zwakheden en desnoods kleine onhebbelijkheden. Dat maakt hem ‘herkenbaar’. Kortom, het imago mag niet te glad en te gepolijst zijn. Want als de kiezer iets meteen ruikt, is het onoprechtheid en dus ongeloofwaardigheid.

Caroline van der Plas van de BoerBurgerBeweging (BBB) dankt haar succes voornamelijk aan het feit dat haar image voor de kiezer vrijwel samenvalt met haar persoonlijkheid. Ze is niet alleen voor de Bühne recht voor zijn raap en wars van bullshit. Maar dat naturel is uitzonderlijk. Omtzigt lijkt er momenteel eveneens aanspraak op te kunnen maken, – hoe lang nog? -, maar voor Timmermans is het een stuk lastiger. Hij weet dat hij ‘streberig en arrogant over kan komen’, zei hij tegen NRC. Dat valt niet makkelijk weg te poetsen. Hij heeft een troost, zelfs het  natuurlijkste imago van het Binnenhof kan op den duur inhoudelijke tekortkomingen, zoals bij Van der Plas, niet blijvend compenseren.

Na de campagne breekt de onopgesmukte werkelijkheid weer door. De leiders worden weer politici van vlees en bloed en moeten ze laten zien wat ze waard zijn. En dan gaan ze onherroepelijk tegenvallen.

En verder ben ik van mening dat er een kiesdrempel moet komen!