Voor een ding hoeven we bij ons in de polder niet bang te zijn. De populisten zullen nooit meer worden dan opportunistische of maffe amateurs. Geert Wilders was in aanleg een serieuze politicus. Jarenlang was hij in staat voor een groot deel de politieke agenda te bepalen. De voormalige VVD-er had een scherp oog voor wat veel kiezers bezig hield en de traditionele partijen hadden laten versloffen. Wat je van zijn standpunten ook mocht vinden, aan thema’s als de vastlopende multiculti-samenleving, bestuurlijk wanbeleid en het democratisch tekort van de EU kon niemand voorbijgaan.

Maar na het mislukte experiment met Rutte I koos hij voor de doodlopende weg. Voor het geval u het vergeten bent: het eerste kabinet van Mark Rutte bestond uit VVD en CDA en werd aanvankelijk gedoogd en later door Wilders opgeblazen. Daarmee kwam een einde van wat je met heel veel goede wil de constructieve fase van het polderpopulisme had kunnen noemen.

Wat daarna kwam was voornamelijk flauwe kul en bizarre bombast. Met als dieptepunt de pijlsnelle opkomst en geleidelijke neergang van Thierry Baudet en zijn Forum voor Democratie. Niettemin, we kunnen ons niet rijk rekenen. Op gezette tijden zullen nieuwe volksverlakkers opstaan, maar het zal nooit verder komen dan geblaat in de marge. De professionaliteit om daadwerkelijk iets tot stand te brengen zit niet in het pakket.

Dat hebben we mede te danken aan ons kiesstelsel dat versplintering in de hand werkt. Als je denkt dat het land niet zonder jouw ideeën kan, richt je een partij op. En als je een aanstekelijke babbel hebt en de onvrede du jour weet aan te boren, heb je zowaar enige kans op succes. Meestal eindigt het  in egotripperij, afsplitsing en minipartijtjes. Als ze op rechts erin zouden slagen de krachten te bundelen, werden ze waarschijnlijk de grootste partij. Dat is een realiteit die links nog wel eens uit het oog wil verliezen. Zelfs al is rechts verdeeld en mist het effectieve leiding, het bepaalt vaak wat wel en niet mogelijk is.

In landen met een vergelijkbaar kiesstelsel worden populisten zelden meer dan de treiterkoppen van de gevestigde politiek. Dat kunnen ze zonder veel inhoudelijke competentie lang volhouden. Alleen als de gevestigde partijen het in de ogen van veel kiezers te bont hebben gemaakt, vormen ze een serieuze bedreiging. Dat zien we nu in Frankrijk, waar president Emmanuel Macron in de tang zit bij de populisten van links en rechts. En niet te vergeten Italie waar de linkse populisten van de Vijf Sterren net de regering van Mario Draghi om zeep hebben geholpen.

(Oost-Europa laat ik hier buiten beschouwing omdat de democratie daar na eerst de nazi- en vervolgens de communistische terreur wel groeistuipen moest vertonen. De populisten van de PiS-partij in Polen en Viktor Orban in Hongarije met zijn ‘illiberale democratie’ hebben hier munt uit weten te slaan. Hopelijk is het van voorbijgaande aard.)

De bedreiging is acuter in landen met een tweepartijen-systeem zoals in de VS en het VK. Wanneer een populist zich op weet te werken tot leider van een van die partijen, meestal op rechts, kan hij grote schade aanrichten. Dat leek tot zes jaar geleden een weinig realistisch schrikbeeld. Tot Donald Trump in de VS en Boris Johnson in het VK aan de boom gingen schudden. Zelfs als je hun loopbaan met maar een half oog had gevolgd, kon je weten dat het niets kon worden. Trump en Johnson waren volstrekt ongeschikt. Maar de Republikeinen en Conservatieven gaven hen vrij spel. Want ze waren electoraal succesnummers.

Enfin, het eindigde met Trump en Johnson zoals verwacht in een fiasco. Normaal gesproken zou dat voor kopstukken met enig verantwoordelijkheidsbesef bij die partijen aanleiding moeten zijn om zich te bezinnen. Hoe kunnen ze 1: een herhaling voorkomen en 2: hun partij weer op een enigszins realistische koers brengen.

In het VK kiezen de Conservatieven momenteel een opvolger voor Johnson die begin september gevonden moet zijn. Naar het laat aanzien wordt dat een Conservatief van het meer conventionele soort. Dat betekent natuurlijk niet dat hij of zij Johnsons erfenis makkelijk bij de vuilnisbak kan zetten. Daarvoor was Boris te populair bij zijn achterban en wil niemand zijn handen branden aan bijvoorbeeld Brexit. Maar met chaos, leugens en corruptie op Johnsonse schaal zal het afgelopen zijn.

Door een combinatie van factoren en motieven hebben de Republikeinen zich nog niet van Trump durven te ontdoen. De belangrijkste is dat de ex-president zich meester heeft gemaakt van de partij en zijn tot geweld bereide achterban kan mobiliseren. Wie hem dwarsboomt, kan een schuimbekkende meute voor zijn deur verwachten. Daarnaast spelen ambities zoals altijd een rol. Mee surfen op Trumps populariteit biedt opportunistische carrieremakers kansen. Maar ook populisten die Trumps opvattingen en agenda delen en geen last hebben van diens karakterologische defecten.

Dat zijn de politici met zelfdiscipline die hun dossiers kennen, bestuurlijke kwaliteiten hebben en zich omringen met competente adviseurs in plaats van hielenlikkers. Wanneer deze professionele populisten aan de macht komen, kunnen ze anders dan Trump wel een goed doordacht binnen- en buitenlandbeleid voeren. De doelstellingen zullen dezelfde zijn, aartsconservatief en intolerant in eigen land en in het buitenland zullen de Amerikaanse belangen altijd voorop staan, maar dit keer zonder de impulsiviteit en chaos van Trump. De 43-jarige Republikeinse gouverneur van Florida, Ron DeSantis, geldt als het boegbeeld van deze nieuwe lichting populisten. Hou ‘m in de gaten.

In de polder is de professionele populist nog niet gesignaleerd. Het populisme is hier toch teveel een protestbeweging, teveel de speeltuin van types als Wilders, Baudet en de nieuwe ster aan het firmament, Caroline van der Plas van de BoerBurgerbeweging (BBB). En zelfs als zo’n figuur zou opduiken, zou hij door de versplintering op rechts weinig kans maken. Toch, waakzaamheid blijft geboden.