Nou, dat was me wat zondagavond. Ik zat inderdaad midden in de ellende. Toen ik om half zes aankwam op het CS van Amsterdam, hoorde ik dat de treinen pas om half acht weer zouden gaan rijden. Dat werd later veranderd in half negen. Ik heb mezelf gelijk maar getrakteerd op een diner in het eersteklas restaurant daar. Kalfslever met spek. Ondanks dat ik daar gek op ben, heb ik het al jaren uit vegetaristische overwegingen niet gegeten. En aangezien Linda, die veel strenger in de leer is dan ik, er niet bij was, zag ik mijn kans schoon. Inclusief een stevig glas Affligem blond, weliswaar zonder alcohol, want ook dat hebben we sinds kort opgegeven. En na afloop uiteraard een lekker bakje koffie. Overigens vraag ik me af of ik dat kan verhalen op de NS. Met terugwerkende kracht zou ik dan er nog meer van genieten.

Om tien over acht vertrok mijn trein via Schiphol naar Rotterdam. Hij was stampvol. Maar gelukkig had ik mijn step, waarmee ik me met razende vaart naar het voorste deel van de trein spoedde. Ik wist daar beslag te leggen op de laatste zitplaats. Als 75-jarige meende ik daar recht op te hebben, ook al had ik net daarvoor al steppend het voetvolk gepasseerd en hen daarmee gedegradeerd tot stavolk.

Ik had een goed boek bij me: “De Mandarijen” van Simone de Beauvoir. Had ik nog niet gelezen. Het maakt deel uit van mijn leeslijst van de 100 beste boeken van de afgelopen 100 jaar.

Na een treinreis van 45 minuten arriveerden we op Schiphol. Daar kregen we te horen dat dat het eindpunt van de reis was en dat we het verder zelf maar uit moesten zoeken. ‘Ik wens u nog een prettige avond verder’, zei de machinist, die ons, dat moet gezegd worden, nauwkeurig op de hoogte hield van het falen van Prorail.

Voor het geval mijn mobiel het zou af laten weten, had ik de telefoonnummers van familie en enkele vrienden opgeschreven. Zodat ik in geval van nood iemand anders kon vragen een van die nummers te bellen. Die nummers staan nu op de achterflap van “De Mandarijnen”.

Mijn mobiel had nog net genoeg energie om Linda te bellen met de vraag of mijn dochter of mijn zoon me op konden komen halen. Nu moet je weten, dat Linda geen auto rijdt, mijn dochter geen auto heeft en mijn zoon doorgaans pas de volgende dag reageert op een telefoontje. Maar Linda bedacht dat mijn dochter me wel op kon komen halen met mijn auto. Goed plan.

Toen ik in de vertrekhal van Schiphol alles nog eens naliep, bedacht ik me dat ik de autosleutel bij me had. Met het laatste restje energie van mijn mobiel, belde ik Linda weer op, om te zeggen dat er een reservesleutel lag in het zwarte tasje rechts in de bovenste la van het dressoir in de werkkamer. Ze had hem al gevonden. Ze herinnerde zich dat ik haar dat een paar jaar geleden een keer verteld had.

Het was tegen elven dat Linda en mijn dochter me kwamen afhalen van Schiphol. ‘Goede reis gehad?’, vroegen de dames giechelend.
Even over half twaalf was ik thuis. Voor bewezen diensten had de NS 37,20 van mijn rekening gehaald. In de chaos vergeten uit te checken bij Schiphol.