De nieuwe senaat heeft haar eerste vergadering in nieuwe samenstelling achter de rug. Tot 2027 zal die niet of nauwelijks meer veranderen. Dan wordt ongetwijfeld een nieuwe Eerste Kamer gekozen, want de senaat gaat de komende tijd niet verdwijnen. De oude Thorbecke noemde haar bijna 180 jaar geleden al een instelling ‘zonder grond en doel’. Tal van partijen die er nu in vertegenwoordigd zijn zouden haar het liefst afschaffen of op zijn minst omvormen tot een adviesorgaan. Maar als puntje bij paaltje komt doen ze allemaal braaf mee met de senaatsverkiezingen. Ze komen blijkbaar niet op het idee samen een vuist te maken. Of misschien komen ze ook wel op het idee, maar vertrouwen ze de anderen niet.

De Eerste Kamer bestaat al meer dan tweehonderd jaar. Ze is gevormd kort nadat de Fransen uit Nederland waren verjaagd en Willem I zich soeverein vorst (nadien koning) mocht noemen. Wat niet iedereen weet is dat in de oorspronkelijke Nederlandse grondwet helemaal geen sprake was van een senaat. Die bood maar ruimte aan één Kamer, de Tweede (zoals ze later ging heten). Pas toen België in 1815 onder druk van de grote Europese mogendheden bij Nederland kwam, ontstond de behoefte aan een Eerste Kamer. Vooral de Belgen drongen daarop aan. Zij hadden namelijk nogal wat aristocraten. Die konden dan mooi in de senaat plaatsnemen. De koning benoemde tot 1848 de leden van dat parlementaire orgaan, dus die deden nooit moeilijk.

België scheidde zich al in 1830 af, maar de Eerste Kamer bleef bestaan. Ook het verzet van Thorbecke (en heel wat politici die na hem kwamen) mocht niet baten. Het aantal klachten over het instituut is schier eindeloos. Maar blijkbaar niet hevig genoeg om er een einde aan te maken.

Wat is eigenlijk de taak van de senaat? Volgens een veelgehoorde opvatting houden Eerste Kamerleden de wetgeving die door hun collega’s in de Tweede is aangenomen nog eens goed tegen het licht. Ze bekijken of die juridisch en technisch door de beugel kan. De Eerste Kamer is een ‘chambre de réflexion’.

Maar daarover staat niets in de grondwet. Die zegt alleen dat de Eerste Kamer ‘medewetgever’ is. Nadat wetsvoorstellen in de Tweede Kamer zijn behandeld moet de senaat er ook nog eens over stemmen. Over hoe ze dat moet doen en waarop ze dan moet letten blijkt uit onze constitutie niks.

Senatoren kunnen daarom naar hartenlust ‘Tweede Kamertje spelen’. Ze zijn dan in elk geval niet ongrondwettelijk bezig. Hoewel de senaat (in tegenstelling tot de Tweede Kamer) niet zelf met wetgeving kan komen en er ook geen wijzigingen in kan aanbrengen, is haar positie heel machtig. Ze kan elk wetsvoorstel tegenhouden als het haar goeddunkt.

Je kunt moeilijk zeggen dat daarmee de wil van het volk tot uitdrukking komt, want de Eerste Kamerleden worden niet rechtstreeks gekozen. Hun uitverkiezing is het gevolg van een besluit van de leden van de Provinciale Staten, die hun baantje wel te danken hebben aan directe verkiezingen. Maar iemand die bij de Statenverkiezingen op GroenLinks (ik noem maar wat) heeft gestemd, weet allerminst of dat een kandidaat van die partij in de senaat ten goede komt. Dat is in het recente verleden maar weer eens gebleken.

Nederland wordt dus in laatste instantie geregeerd door een niet direct gekozen instituut, wat me niet erg democratisch lijkt. De verkiezing van dat orgaan vindt op dit moment ook nog eens twee jaar plaats na (of vóór) de stembusgang voor de Tweede Kamer, wat het politieke beeld tamelijk vertroebelt. Coalitiepartijen zijn er langzaamaan aan gewend de oppositie te smeken alsjeblieft voor een wetsontwerp te stemmen, want de laatste jaren hebben ze zelden een meerderheid in de Eerste Kamer.

Zoals gezegd hebben nogal wat partijen (van extreemrechts tot radicaal links) niet veel op met de senaat. Ze zijn voor afschaffing ervan in de huidige vorm, althans in theorie. Maar veel ruchtbaarheid aan dat standpunt geven ze niet. Zeker niet als de verkiezingen naderen.