Na de verkiezingen in november treedt in Den Haag een nieuwe generatie politici aan. Met zo’n wisseling van de wacht komen vaak grote verwachtingen. Die nieuwe generatie gaat misschien niet alles anders doen, maar er zal een ‘frissere wind waaien’. Hier en daar valt dan het begrip ‘nieuwe bestuurscultuur’. Meer openheid, minder ‘spelletjes’ en meer vertrouwen in de burger. Tja, wat is de mens zonder hoop, verzuchtte mijn grootmoeder dan.

Die verwachtingen zijn te hoog gespannen. Nieuw betekent in de eerste plaats niet automatisch beter. Met de oude garde verdween ook een brok ervaring. Trouwens, zo nieuw zijn de gezichten niet. Van Pieter Omtzigt tot Frans Timmermans, ze hebben vrijwel allemaal de nodige kilometers op de teller. Van een onbevlekte ontvangenis is op het Binnenhof geen sprake. Met uitzondering misschien van Henri Bontenbal die vrijwel niemand kent en toch het CDA van de rand van het ravijn moet wegtrekken.

De nieuwe generatie opereert in een oude cultuur. Je kunt uit alle macht de noodzaak van een nieuwe politieke en bestuurscultuur bepleiten, maar gevestigde culturen, structuren zeggen de marxisten, zijn taai en weerbarstig. Dat geldt, aldus de filosoof, voor al het menselijk streven, van de klaverjasvereniging tot de multinational, en zeker voor de politiek waar veranderingen doorgaans alleen stapsgewijs doorgevoerd kunnen worden.

Van tijd tot tijd flikkert die nieuwe cultuur als issue even op. De verkiezingen van 2021 waren zo’n moment, toen ze bij D66 dachten daarmee een troefkaart te hebben. Lijsttrekker Sigrid Kaag leidde haar partij naar een historisch succes, 24 zetels en na de VVD (34) de tweede partij. Maar of dat te danken was aan Kaag, toen een relatief nieuw gezicht, aan haar plannen met de bestuurscultuur of een combinatie van beide, weten we niet. Ik gok op het eerste: de pr-jongens van D66 slaagden erin van Kaag een succesverhaal, ‘van Beirut naar het Binnenhof’, te maken. Dat ze daarna tegenviel, is een ander verhaal, de onvermijdelijke schaduwkant van de hype.

Enfin, van de nieuwe bestuurscultuur vernamen we sindsdien een hele tijd niets, nada, niente meer.

Nu heeft Pieter Omtzigt met zijn Nieuw Sociaal Contract (NSC) het stokje over genomen. (Bijna had ik ‘fakkel’ geschreven, maar dat is tegenover Kaag niet kies). Ik kan het natuurlijk mis hebben maar ik heb het gevoel dat de kiezers niet op Omtzigt gaan stemmen vanwege zijn plannen voor bestuurlijke vernieuwing. Ze stemmen op Omtzigt omdat hij Omtzigt is en niet omdat hij een Constitutioneel Hof wil invoeren. Of het genoeg zal zijn voor een eclatante overwinning, waag ik te betwijfelen.

Belangrijker dan al dat gefröbel met de bestuurscultuur is de vraag: gaat die nieuwe generatie in de praktische politiek het anders, beter doen? Gaan ze ‘het verschil maken’?

Ik wil niet meteen uw hoop de bodem inslaan, maar ook dat zullen we moeten afwachten. Goed beschouwd hebben we maar twee kandidaten voor het Torentje, Dilan Yesilgoz (VVD) en Frans Timmermans (GroenLinks/PvdA, ‘VerenigdLinks’). Omtzigt had de derde kunnen zijn, maar hij schijnt, ondanks wat vage toespelingen toch niet te willen. Misschien krijgt hij alsnog de geest.

Yesilgoz (46) en Timmermans (62) zijn bestuurlijk geen nieuwelingen. Yesilgoz is momenteel demissionair minister van justitie en veiligheid en was eerder een blauwe maandag staatssecretaris van economische zaken en klimaat in het demissionaire kabinet Rutte III. Timmermans was onder meer minister van buitenlandse zaken in Rutte II en daarna in Brussel EU-commissaris, twee keer,  en tot augustus dit jaar architect van de ‘Green Deal’, of te wel hoe de EU vanuit Brussel Moeder Aarde gaat redden. Maar geen van beide zijn regeringsleider geweest. Al zal Timmermans zijn Brusselse ervaring vermoedelijk als zodanig willen bestempelen, want bescheidenheid is bij hem geen deugd. Het is het slechtst bewaarde geheim van Brussel dat hij zichzelf geschikter vond dan Ursula von der Leyen, de voorzitster van de Commissie. ‘Man met visie’ tegenover een ’technocrate’.

Wie van beide de betere minister-president zou zijn, valt met geen mogelijkheid te voorspellen. Dat moet in de praktijk blijken en slechts een van beiden krijgt daartoe de kans. Yesilgoz heeft naar het zich nu laat aanzien de betere kaarten. De VVD doet het in de peilingen beter dan VerenigdLinks. Ook haar persoonlijke populariteit is groter dan die van Timmermans die bij veel kiezers matig, – ‘niet sympathiek’ – scoort. Bij haar publieke optredens, niet alleen in een zaal vol VVD-ers, maakte ze een overtuigende indruk. Zelfverzekerd, maar ook weer niet te, gevat en ‘inhoudelijk’ degelijk. Tot nu toe staan er geen flaters en blunders op haar scorekaart. Maar dat biedt geen enkele garantie dat ze een bekwame minister-president wordt.

Van Timmermans hebben we tot nog toe weinig gezien. Of dat deel uit maakt van een masterplan, of dat er iets anders aan de hand is, geen idee. Wie weet springt hij opeens met een dubbele salto het podium op en schiet hij omhoog in de polls. De kans is niet groot, omdat Timmermans buiten de eigen bubbel (nog) niet aanslaat en zijn electorale vijver ‘structureel’ kleiner is dan die van Yesilgoz. Dit is en blijft een in veel opzichten conservatief, rechts land. Links kan die handicap alleen overwinnen als ze een ook andere kiezers aansprekende leider heeft en zelfs dan moet alles meezitten. Timmermans is niet die leider en politiek komt de wind niet uit de goede richting.

Het is uiteindelijk allemaal aan de kiezer en vervolgens aan het verloop van de formatie. Daarna wordt het vermoedelijk doormodderen en dat geldt voor zowel Yesilgoz als Timmermans. Inderdaad, net als voor hun voorgangers.