Bizar. Mijn vrouw Annie vertelt: ‘De bus in Thailand reed langzaam over het kruispunt. Op het wegdek lag een motorrijder, bloed om zijn hoofd, zijn been in een akelige hoek. Terwijl ik geschokt naar buiten keek, stonden mijn medepassagiers hard lachend naar buiten te kijken.’

‘Echt waar?’ vraag ik.

‘Zo doen ze daar,’ zegt Annie.

Bizarder. Op onze zondagswandeling tegen een uur of vier ’s middags zien we de hemel boven de Maas betrekken. ‘Onweer,’ zeggen wij, ‘gauw naar Hotel New York’. Nog voor we er zijn, is de wind aangewakkerd en hangen er vuilgele wolken donker over de rivier, die wordt opgeklopt tot een schuimende roompot. We vinden een plaats bij het raam en zien hoe de laatste gasten zich van het terras naar binnen haasten. Het personeel sluit de kassa, maakt aanstalten om de tafels af te ruimen. Een windvlaag verandert het decor. Tafels vallen om, parasols vliegen door de lucht. De bediening holt er achteraan, wordt bekogeld door stoelen en rondvliegend serviesgoed. Levensbedreigend. De gasten van de tafel naast ons staan voor het raam te applaudisseren en te schateren.

Nog bizarder. Texas. Een motief had hij niet. Hij handelde in een opwelling, omdat het kon. Zijn vier slachtoffers waren op de verkeerde tijd op de verkeerde plaats. De jury vond hem schuldig aan moord. De rechter veroordeelde hem ter dood. Tegen de verslaggever, die hem enkele dagen voor zijn executie interviewde, zei hij niets van het vonnis te begrijpen: ‘Basically I am a normal guy.’

Bizarst. Tijdens de rellen in Rotterdam wordt de politie bekogeld met stenen en cobra’s, vuurwerk met de kracht van een handgranaat. Agenten met de platte pet schieten met scherp uit noodweer op hun belagers. Er wordt een politieauto in brand gestoken vlak naast woningen, het vuur bedreigt de bewoners. De mannen van de brandweer worden gehinderd, moeten voor hun leven vrezen.

Allerbizarst. Tijdens rellen in Dan Haag wordt een steen door de ruit van een voorbij snellende ambulance gegooid. De patiënt wordt op een haar na gemist.