Nog niet zo lang geleden was het heel normaal om een ouder iemand een ‘bejaarde’ te noemen. Een persoon met een donkere huid heette een ‘zwarte’ (en nog iets verder terug in de tijd een ‘neger’). Iemand die leefde van een overheidstoelage stond te boek als ‘steuntrekker’. Deze termen zijn tegenwoordig volstrekt taboe. Ouden van dagen worden omschreven als ‘senioren’. Zwarten (voor zover die bestaan) en bruinen dien je aan te duiden als ‘mensen van kleur’. Ook de kwalificatie ‘steuntrekkers’ hoor je bijna niet meer. Vrijwel iedereen heeft het over het politiek veel correctere ‘uitkeringsgerechtigden’.

Senioren worden hier geen dag jonger door. Donkergetinten blijven even donkergetint als ze waren (en houden evenveel last van maatschappelijke achterstelling). En uitkeringsgerechtigden moeten nog steeds hun hand ophouden. Maar de eufemistische benamingen klinken natuurlijk wel een stukje minder cru en onaangenaam, is de gedachte.

Wat men daarbij uit het oog verliest is dat de als verbloemend bedoelde uitdrukkingen al snel hun zachte karakter zullen verliezen. Wat vandaag nog heel keurig overkomt, is over een paar jaar, of wellicht zelfs veel eerder, uitermate kwetsend. Ooit had iedereen het gewoon over een ‘kreupele’ als men naar iemand verwees die door een fysieke aandoening moeite had met lopen. Toen werd bedacht dat ‘invalide’ een minder confronterende indruk zou maken. Dat woord was nog niet ingeburgerd of ‘gehandicapte’ kwam op, want dat gaf weer net iets minder aanstoot. Maar vandaag de dag zal niemand dat begrip nog in de mond durven nemen, zeker niet in officiële communicatie. Je wordt geacht ‘mindervalide’ te zeggen, en zelfs dat is al op het randje. ‘Andersvalide’ is aan een opmars bezig, of misschien zelfs alweer achterhaald. Wie verzint er een benaming die geheel en al doet vergeten dat de persoon in kwestie met een lichamelijke beperking kampt?

Het  aanwenden van versluierende zegswijzen gaat almaar verder, zeker nu steeds meer maatschappelijke groepen zich – al dan niet terecht – gediscrimineerd voelen en daar luidkeels uitdrukking aan geven. Zo geldt het inmiddels als zuiverder om niet meer van ‘slaaf’ te spreken, maar van ‘tot slaaf gemaakte’. Alsof iemand ooit vrijwillig in slavernij is gegaan! Niettemin kun je ‘tot slaaf gemaakte’ ook horen en lezen bij de NOS en Nu.nl, toch toonaangevende nieuwsorganisaties. Zelfs onderscheidende begrippen als ‘man’ en ‘vrouw’ dreigen verdacht te worden. Om transgenders niet voor het hoofd te stoten is het maar het beste deze formuleringen te omzeilen en ‘genderneutrale’ voornaamwoorden als ‘die’ en ‘hen’ te hanteren. Een gek zou het niet kunnen verzinnen, maar in Zweden schijnt dergelijk taalgebruik al sinds jaren ingeburgerd te zijn.

Dat er soms behoefte ontstaat om de realiteit wat te maskeren kan ik nog wel begrijpen, maar dit gaat alle perken te buiten. En wanneer zal het stoppen? Een boek van twintig jaar geleden klinkt als vloeken in de kerk. Een krant van tien jaar terug barst van de ongepaste terminologie. Wellicht zul je binnenkort zelfs een tv-programma van eergisteren niet meer kunnen bekijken zonder getroffen te worden door het ruwe idioom van de studiogasten. En niemand die er iets mee opschiet. De werkelijkheid verandert toch niet doordat je de dingen een andere naam geeft?