Het valt mij op, dat mijn waarnemingen vanuit mijn volkstuintje scherper worden naarmate ik meer glazen Sauvignon blanc heb gedronken. Vandaag bijvoorbeeld vloog een koppel ganzen over mijn volkstuintje. Ze vlogen naar het zuiden.

Ganzen hebben altijd ruzie.
‘Jongens…’, riep de achterste gans. Hij had duidelijk moeite de anderen bij te houden. ‘Jongens…, luister nou…’
Ze verdwenen achter de boomtoppen. Maar even later verschenen ze weer. Nu vlogen ze naar het noorden.

‘Jongens…aaarrggg…ik word hier zo moe van.’
‘Wat is er nou’, riep de voorste gans. Hij had net van plaats gewisseld met nummer twee.
‘Je gaat de verkeerde kant uit’, riep nummer drie. ‘In het voorjaar gaan we naar het noorden, maar nu moeten we naar het zuiden.’
‘Ik schaam me dood’, zei nummer twee. ‘Die man daar beneden zit ook al een tijd naar ons te kijken.’
‘Wie?’
‘Die man daar met die baard. In dat lullige volkstuintje.’
‘Heeft niemand dan een moreel kompas’, zuchtte de achterste gans.
En weer verdwenen ze achter de boomtoppen.
Even later verschenen ze weer. Ze hadden een compromis gevonden. Ze vlogen naar het westen.
Ik denk dat het polderganzen waren.