Aan de laatste Kamerverkiezingen deden 37 partijen mee. Daarvan werden er 17 gekozen. Inmiddels zitten er door afscheidingen 20 fracties in ons parlement.

Ook bij de Provinciale Statenverkiezingen van volgende week is er keuze te over. Zelf kan ik in de provincie waar ik woon (Zuid-Holland) het hokje voor 19 partijen rood kleuren, en elders zullen dat er wel niet veel minder zijn. Misschien wel meer.  Daarvan zal zeker de helft een zetel verwerven.

Hoe komt het eigenlijk dat ons kleine landje zoveel serieus te nemen politieke partijen telt? In naburige, veel grotere naties als Duitsland en Frankrijk, ligt dat aantal beduidend lager.

Om te beginnen uiteraard omdat de voorwaarden niet heel streng zijn. Een nieuwe politieke partij moet bij Tweede Kamerverkiezingen een waarborgsom van 11.250 euro betalen. Bij Statenverkiezingen gaat het per provincie om 1125 euro. Geen onoverkomelijke bedragen voor ambitieuze groeperingen, lijkt me. Temeer omdat je je geld weer terugkrijgt als het gelukt is een zeteltje te bemachtigen.

En dat laatste is niet zo heel moeilijk. Voor één Kamerzetel bijvoorbeeld zijn maar 70.000 stemmen nodig. Het bevolkingsaantal van een niet al te omvangrijk plattelandsstadje.

Maar de vrij soepele toelatingsnormen kunnen niet de enige verklaring zijn. Dat er zo ontzettend veel partijen bestaan moet ook te maken hebben met de volksaard. De conclusie ligt voor de hand: we zijn een land van calvinisten, van exegeten. Met andere woorden: van haarklovers en muggenzifters. We weten alles beter en hebben altijd gelijk. Bij het minste of geringste houden we een eigen partij boven de doopvont. Of we scheiden ons af. Want we hebben niet alleen altijd gelijk, maar ook heel vaak ruzie.

Het wemelt daarom van de zetelrovers in de Kamer. In de huidige regeerperiode kwamen op deze manier tot dusver drie fracties (of Groepen) tot stand. Ook in de vorige mochten we drie afsplitsingspartijen begroeten. In de regeerperiode daarvoor waren dat er niet minder dan zes. In de provincies wordt eveneens druk voor zichzelf begonnen. Kijk alleen al maar naar al die FvD-afsplitsingen. En dan hebben we het nog niet eens over de senaat, waar het oprichten van een eigen fractie ook al niet van de lucht is.

Natuurlijk wil ik niet beweren dat er geen verschillen bestaan tussen de visies van allerlei partijen. Maar naast ideologisch onderscheid is er ook nog zoiets als strategie. Zijn de tegenstellingen zo groot dat die een eigen politieke lijst rechtvaardigen? Heeft het echt zin om vier jaar lang met een klein clubje volkomen gelijkgestemden voor Piet Snot in de Kamer (of in de Staten) te zitten?

Kennelijk ligt het niet in de volksaard om met personen met wie je ook maar een tikketje van mening verschilt één fractie te vormen. Je zou het natuurlijk van overheidswege op kunnen leggen dat dit gebeurt. Wat dachten we bijvoorbeeld van….

Tja, daar gaan we weer.