We weten nu wie ons gaan besturen en inmiddels ook wie die nieuwe ministersploeg gaan controleren. Van de oppositiepartijen was dat al duidelijk en we wensen ze veel succes. Bij de regeringspartijen is de opstelling met de benoeming van Jan Paternotte als fractieleider van D66 nu ook bekend. Paternotte gaat nu met Sophie Hermans (VVD), Pieter Heerma (CDA) en Gert-Jan Segers (ChristenUnie) het kabinetsbeleid steunen en soms ‘kritisch’ volgen. Ook voor hen: veel succes.

Toch zou je kunnen spreken van een gemiste kans. De afgelopen maanden is veel te doen geweest over een nieuwe bestuurscultuur. Meer transparantie, meer afstand tussen kabinet en parlement, kortom, meer dualisme. Met name mevrouw Kaag (D66) was dat thema aan het hart gebakken. De heersende bestuurscultuur was beneden Kaags peil en Mark Rutte was de grote boosdoener. Met zijn deals ‘bij een kopje koffie’, het maandagoverleg met de leiders waarin alles voorgekookt werd en zijn glibberige omgang met de waarheid.

Op papier ziet het er inderdaad veelbelovend uit. Wie wil dat niet, een heldere, voor iedereen te volgen besluitvorming. Alleen, in de praktijk is het vaak lastig uitvoerbaar. Een coalitie is permanent aan het onderhandelen. Met zichzelf als het tegenzit en het beleid moet worden aangepast. En als je zoals Rutte-IV een krappe meerderheid hebt in de Tweede Kamer en stemmen tekort komt in de Senaat, ben je aangewezen op de ‘constructieve’ oppositie. En onderhandelingen gaan niet goed als Jan en alleman over de schouder meekijken.

Maar zult u zeggen, dan kunnen de regeringspartijen zich toch alsnog kritisch opstellen tegenover het kabinet? Niet alles voor zoete koek slikken en bereid zijn er soms met gestrekt been in te gaan. Hard op de bal en soms, als het moet, ook op de man. In principe is dat natuurlijk mogelijk. Maar als een fractieleider, bijv. Jan Paternotte, het naar de zin van de andere leiders te bont maakt, te vaak teveel kritiek heeft op hun ministers maar de eigen opzichtig ontziet, heb je het gedonder in de glazen. Paternotte zet de zaag aan de poten van een toch al wankel kabinet.

Om dat te voorkomen is overleg tussen de partners nodig. Dat overleg zal besloten zijn. Want wat niemand wil, is dat het een geschil of conflict voortijdig naar buitenkomt. Dat het uitlekt, valt niet tegen te houden. Een geheim op het Binnenhof is moeilijker te bewaren dan maagdelijkheid in een bordeel. Dat is vooral te danken, of te wijten, wat u wil, aan de spindokters die hun versie van het conflict willen verkopen. En zij hebben net als iedereen wiens vak het manipuleren van de werkelijkheid is, geen baat bij teveel openheid. De manipulatie zou aan het licht kunnen komen. Als spindokter heb je dan gefaald.

Maar goed, als die nieuwe bestuurscultuur, dat dualisme, zo belangrijk is, mag je verwachten dat de politieke leiders die daarvoor op de bres staan, dit gaan afdwingen en bewaken. De uitgelezen, sterker nog, de enige, plaats om dat effectief te kunnen doen is het parlement. De politiek leider zit niet in vak K maar in een bankje in de Tweede Kamer.

Toch is dat opvallend weinig het geval. Tijdens de Paarse Kabinetten (PvdA, VVD, D66; 1994-2002) was VVD-leider Frits Bolkestein de enige partijleider die voor de Kamer koos. Wim Kok (PvdA) was minister-president en Hans van Mierlo (D66) minister van buitenlandse zaken. Bolkestein nam dat dualisme tot verdriet van Kok en Van Mierlo vaak nog serieus ook. Dat was niet goed voor de sfeer in de coalitie.

Van de huidige politiek leiders zit alleen Gert-Jan Segers (CU) in de Kamer en niet in het kabinet. Sommige gristenen zijn inderdaad principieel. Rutte, Kaag en Wopke Hoekstra (CDA) laten de dagelijkse uitvoering van de nieuwe bestuurscultuur over aan, met alle respect, het tweede garnituur: Hermans, Paternotte en Heerma. De kans dat zij hun leiders (aan wie ze hun positie hebben te danken) zullen mishagen, laat staan tot de orde roepen, is te verwaarlozen.

Zelf had ik gedacht dat Kaag in de Kamer zou gaan zitten. We kennen haar tenslotte als een principieel politica die niets op heeft met die verderfelijke Binnenhofse mores. Die dat schimmige gekonkel in de spreekwoordelijke achterkamertjes en app-groepjes verfoeit en resoluut afwijst. Kaag zou echt de daad bij haar vele woorden voegen. Als de kampioene van de nieuwe bestuurscultuur zou zij zorgen voor, verdomd daar is ie weer, ‘nieuw elan’. Een nieuw kabinet en eindelijk, eindelijk!,  ook een nieuw geluid. En een frisse wind. Een open mind. Een.. nou ja, vult u zelf maar in.

Helaas weer te vroeg gejuicht en te naïef geweest. Kaag is nu minister van financiën (haar tweede keus, want ze vindt zichzelf geschikter als minister-president. Daarvoor kwam ze 10 zetels tekort). Financiën is een veeleisend departement maar wie weet kan ze het combineren met haar rol als zegelbewaarder van de nieuwe politieke cultuur. Ze is tenslotte een multitalent: succesvol diplomate, minister van handel en ontwikkelingssamenwerking (vederlichte portefeuille maar vooruit), buitenlandse zaken (met een vlekje, Afghanistan) en politiek leider.

Dus als iemand het zou kunnen, is het mevrouw Kaag. Kom maar op, Sigrid, met die nieuwe bestuurscultuur.