Dankzij mijn contacten ten paleize heb ik de hand weten te leggen op de tekst van de kerstboodschap van de koning. Het is een opmerkelijke, om niet te zeggen opzienbarende tekst. We zien een kant van de koning die we nog niet kennen. Hij lijkt bewust de grenzen op te zoeken wat wel en niet kan in de huidige monarchie. Tussen haakjes staan een enkele regieaanwijzing en opmerkingen en terzijdes die hij neem ik aan niet zal uitspreken. Het is een eerste versie dus wijzingen zijn mogelijk. Daarom geldt zoals altijd ook hier het gesproken woord.

Daar gaan we!

‘Beste kijkers,

U bent van mij gewend met Kerst een zouteloze hap voorgezet te krijgen. Vol clichés over duistere dagen, bezinning, verbinding, elkaar vasthouden, lichtpuntjes en soortgelijke goedbedoelde banaliteiten. (Met ogen rollen). Ik kreeg het nauwelijks over de lippen en voor u moet het een beproeving zijn geweest. In nauw overleg met de minister-president heb ik besloten het dit keer anders te doen. (Hij moest wel, want ik dreigde op Keti Kota geen excuses aan te bieden voor dat slavernijgedoe). Vandaag wil ik u deelgenoot maken van mijn gedachten over de toestand van ons, uw en mijn, land.

Het moet me van het hart: die toestand baart mij ernstig zorgen. Het zal u niet zijn ontgaan dat de afgelopen weken in het teken stonden van de excuses over het slavernijverleden. Zonder het leed van de slaven (geen tot slaaf gemaakten, gvd!) te willen ontkennen en te bagatelliseren, – zeker niet -, vind en vond ik al die aandacht buiten proportioneel. Helemaal gezien de vreselijke oorlog, de eerste grote sinds 1945,  die al bijna een jaar op ons continent woedt.

Zoals u misschien weet heb ik in Leiden geschiedenis gestudeerd. Ik heb dat, anders dan sommigen schijnen te willen denken, altijd met grote ernst en toewijding gedaan. Van mijn mentor, wijlen professor Henk Wesseling (wat mis ik zijn stem in die klotediscussie) en professor Piet Emmer, een internationaal erkend specialist in de slavernijgeschiedenis, heb ik geleerd dat het verleden een ‘vreemd land is, waar ze de dingen anders doen’. Laten we dit alsjeblieft niet vergeten, ook niet als de emoties hoog oplopen.

Grote zorgen heb ik vooral over de bestuurbaarheid van ons land. Na de langste en moeilijkste formatie ooit zit er een kabinet dat na een jaar nog steeds op zoek lijkt naar zijn vorm. (Totale puinhoop, dat is het). De crises stapelen zich op. Ook dit zal u niet ontgaan zijn. Ik volsta daarom met een korte vast niet volledige opsomming: stikstof, migratie, woningnood, energiecrisis, inflatie, koopkrachtverlies. Enfin, het veelkoppige monster waar de commentatoren en stukjesschrijvers (vrijwel allemaal warhoofden) hun licht over laten schijnen.

Het kabinet stelt ook mij teleur. Van daadkracht is geen sprake. De minister-president blijkt niet in staat leiding te geven (zal hij wel schrappen; tijd dat ie opsodemietert). Net als u ken ik nog steeds de meeste bewindslieden niet (als ik ze tegenkom, weet ik bij god niet welke oen wat doet). Maar het wordt ze ook niet makkelijk gemaakt. De regering kan geen besluit nemen of er is een activist die meteen naar de rechter stapt. Waar hij dan ook nog te vaak gelijk krijgt. (Heeft die Wilders toch een punt met zijn D66-rechters). Ik kan me voorstellen dat u denkt: waar blijft het algemeen belang? Of zoals mijn grootmoeder ooit tegen me zei: wie, behalve Wij,  houdt het schip van staat op koers? (Verder was ze zo gek als een deur).

Over een belangrijke oorzaak van die bestuurlijke malaise kunnen we het snel eens worden. De versnippering, – 20 partijen in een Kamer met 150 zetels! -, maakt regeren eigenlijk onmogelijk. Na bijna 10 jaar in deze functie weet ik dat regeren in dit land voortmodderen is. Maar steeds vaker blijven we in die modder steken (woordspeling die moet kunnen). In ons parlement zitten als gezegd teveel partijen en partijtjes. De politiek is verworden tot een wedstrijd in profileren. De paar goede niet te na gesproken, maar de meesten (Sylvana Simons, brrr) willen vooral hun puntje scoren en dat breed uitmeten op de sociale media (Mijn meiden had ik het willen verbieden maar dat mocht niet van Max).

En dan is er ook nog die onverkwikkelijke affaire rond de voormalige voorzitter van de Tweede Kamer (onmogelijk takkewijf). Dan mag het geen wonder heten dat mensen hun vertrouwen in de politiek opzeggen.

Tot mijn grote genoegen las ik in de krant dat oud-minister van onderwijs professor Jo Ritzen voorstelt een kiesdrempel in te voeren. Professor Ritzen stelt een drempel van drie procent voor. Dat lijkt mij te laag en zal nauwelijks zoden aan de dijk zetten.  Waarom kunnen wij niet net als Duitsland en België een kiesdrempel van vijf procent invoeren? Natuurlijk, ik ken de bezwaren (gezeik dat iedereen zich vertegenwoordigd moet voelen), maar voortgaande versplintering vormt een bedreiging voor onze democratie die nu brozer lijkt dan ooit.

Mijn zorgen op dit punt heb ik onlangs onder de aandacht gebracht van de minister-president. Ik heb hem daarbij gesuggereerd de heer Johan Remkes onderzoek te laten doen naar een zo snel mogelijke invoering van een kiesdrempel. (Remkes is de enige met ballen in dit land). De minister-president liet weten nota te nemen van mijn suggestie en ‘mee te nemen in zijn overwegingen’. (Zal wel niets van komen. Hij had weer die stomme grijns op zijn smoel).

U ziet, ik heb van mijn hart geen moordkuil willen maken. Maar soms lijkt het mij goed dat u weet wat ik werkelijk denk en voel. Ik mag dan uw koning zijn maar ik ben vooral en in de eerste plaats uw medelander (op het randje maar vooruit).

Mede namens mijn vrouw (heeft nog steeds een bonkende kop omdat Messi wereldkampioen is. Wel blij dat we die Van Gaal nu niet over de vloer krijgen met zijn Truus. Die zou mij gaan vertellen hoe je koning moet wezen) wens ik u en de uwen een gezellig kerstfeest.

En wees met oud en nieuw voorzochtig met vuurwerk!’