Negen maanden hebben ze erover gedaan om een regeerakkoord te sluiten. Dat is een treurig stemmend record. En dan willen VVD, D66, CDA en ChristenUnie van ‘fris elan’ spreken. Rutte IV is een doorstart, niet meer en niet minder, van Rutte III. Alle bezweringen over nieuwe bestuurscultuur, meer transparantie, dunner regeerakkoord, dualisme en wat dies meer zij, ten spijt.

Rutte IV gaat van start met wat in de jeugdzorg een rugzakje heet: de vertrouwensbreuken van Rutte III. Het toeslagenschandaal, het Groninger aardgasdrama en het knullige coronabeleid zullen het nieuwe kabinet blijven achtervolgen. Niet alleen omdat het zich hier voor zal moeten verantwoorden voor parlementaire enquêtecommissies. Rutte IV heeft heel wat goed te maken tegenover de burgers.

Vertrouwensbreuken komen in drie oplopende gradaties van ernst. Wanneer kiezers het vertrouwen in een politicus opzeggen, is dat voor de man of vrouw in kwestie een drama. Doorgaans betekent dit het einde van de carrière en moeten ze op zoek naar nieuwe, hopelijk graziger weiden. Voor het land blijven de gevolgen beperkt. Men gaat zonder haar of hem ‘gewoon’ verder. Want, als de afgewezen persoon het nog niet wist, weet hij het nu: niemand is onmisbaar. Van een grote politieke crisis is geen sprake.

Het wordt al heikeler wanneer burgers het vertrouwen in de staat, zijn instituties en instanties verliezen. Als de overheid haar verplichtingen schendt, wanneer de burger geconfronteerd worden met afstandelijke, soms letterlijk onbereikbare instanties en zijn recht niet kan halen, wordt het moeilijk de vertrouwenserosie te stoppen. Daarom zijn die parlementaire enquêtecommissies van vitaal belang. Als zij in staat zijn zonder aanzien des persoons het falen in die bovengenoemde kwesties boven water te halen en de verantwoordelijke beleidsmakers de consequenties aanvaarden, is er een kans.

Niet dat we dan meteen weer de vlag kunnen uithangen. De aangerichte schade is daarvoor te groot. Maar het systeem heeft aangetoond zichzelf te kunnen corrigeren. Voorwaarde is dan wel dat die conclusies en lessen blijvend geleerd en gerespecteerd worden. Zo niet, dan is het risico levensgroot dat de burger voorgoed zijn middelvinger opsteekt en de lange neus maakt. We weten wie hier munt uit slaan: Geert Wilders en zijn soortgenoten.

Code rood treedt in wanneer burgers elkaar wantrouwen en vanuit loopgraven gaan beloeren. Buurman Jan ziet in buurman Piet met wie hij ooit samen op de tribune van de plaatselijke voetbalclub zat, een tegenstander. Wanneer de relatie om welke reden ook verder verslechtert, worden ze vijanden. Elke gemeenschappelijkheid gaat in rook op, het wordt hij tegen mij, en in groter verband, wij tegen zij. Dat is wat je momenteel ziet in de VS. Wat ooit politieke meningsverschillen waren tussen Democraten en Republikeinen is geëscaleerd tot een stammenstrijd. Pessimisten zien het zelfs als een ‘koude burgeroorlog’. Of en hoe dat ooit goed komt, weet niemand.

Dit laatste stadium hebben we in de polder (nog) niet bereikt. De coronacrisis heeft een gapende kloof tussen wappies en de rest van de bevolking aan het licht gebracht. Met name de dolgedraaide wappies overschrijden alle grenzen met hun complottheorieën en moorddreigingen via de sociale media. Het is bovendien nog maar de vraag of het beter wordt wanneer het virus eindelijk de aftocht blaast. De krachten die zijn losgebroken, laten zich vermoedelijk niet meer temmen. Maar Amerikaanse toestanden hebben we hier, even afkloppen, (nog) niet.

Vooralsnog hebben we te maken met een crisis van het eerste soort, geen of weinig vertrouwen in bepaalde politici, en, als we niet uitkijken, mogelijk type twee, geen vertrouwen in de overheid en haar instituties en instanties.

Voor Mark Rutte wordt dit nieuwe kabinet de zwaarste opgave van zijn politieke bestaan. Buiten de eigen VVD-kiezers heeft hij veel krediet verspeeld. Ook de coronabonus, waarmee hij de verkiezingen won, is inmiddels opgesoupeerd. Eigenlijk moet hij zichzelf opnieuw uitvinden, vandaar die belofte van de ‘frisse wind’. Of hij daarin slaagt, staat te bezien.

Rutte domineert nu 11 jaar de Haagse politiek en breekt vermoedelijk het record van de langstzittende minister-president. (Namens het CDA  nu nog in handen van wijlen Ruud Lubbers, 1982- ’94). Dat betekent dat zijn politieke persoonlijkheid en imago zo gevestigd zijn dat veranderingen hooguit kosmetisch kunnen zijn. Een andere rol, laat staan een metamorfose, is niet geloofwaardig. Iedereen weet, je moet Rutte nooit onderschatten, hij is de slangenmens van de politiek, maar het houdt een keer op.

Het loont zich om bij een coalitie naar de persoonlijke verhoudingen te kijken. Ze kunnen een indicatie zijn van de kans op slagen of mislukken.

Rutte en mevrouw Kaag (D66) onderhouden een moeizame relatie. Kaag heeft grote moeite haar antipathie jegens Rutte te verbergen. Ze heeft het ook niet zo op de ChristenUnie van Gert-Jan Segers (een ‘roestige auto’). Op zijn beurt wilde Segers niet meer verder met Rutte. Alleen met Wopke Hoekstra (CDA) kan iedereen wel door een deur.

Politici zijn doorgaans professioneel genoeg om persoonlijke sympathieën – en antipathieën buiten het werk te houden. Maar als zakelijke verschillen van inzicht uitlopen op conflicten, is dat niet altijd mogelijk. Riskant wordt het, als dat vaker gebeurt en de ego’s gaan opspelen. Wanneer prestaties uitblijven, d.w.z. de voor de burgers urgente problemen blijven liggen, is het gauw gedaan met het vertrouwen in Rutte en co. En moeten we oppassen dat we niet in de zwaardere vertrouwenscrisis, type twee,  belanden.