Dat Rutte IV er komt staat wel vast. VVD, D66, CDA en ChristenUnie hebben immers deze week een regeerakkoord gesloten. Maar dat betekent nog niet dat het nieuwe kabinet al heel snel het bordes kan beklimmen. Eerst moet er nog overeenstemming bereikt worden over de verdeling van de ministers- en staatssecretarisposten en de ‘poppetjes’. Dat duurt al gauw twee weken, misschien wel langer. De naderende feestdagen zorgen bovendien voor extra oponthoud.

De kabinetsformatie neemt nu al meer dan 270 dagen in beslag. Grote kans dat de termijn uitkomt op 300 dagen of nog meer. Daarmee is deze formatie veruit de langste in de geschiedenis. Het record stond tot dusver op de vorige, die 225 dagen kostte, ook al heel veel. Een groot deel van een regeerperiode gaat dus op aan de onderhandelingen over wie met wie zal gaan regeren en over het voorgenomen beleid. Verloren tijd, want demissionaire kabinetten zijn beperkt in hun handelingsvrijheid en kunnen in principe geen nieuwe plannen uitvoeren. Heel veel blijft hierdoor stilliggen. Moeten we dit zomaar accepteren? Wordt het niet tijd om de duur van een formatie te beperken?

Deze gedachte is al diverse keren geopperd in de afgelopen maanden. Waarom geen grondwettelijk vastgelegde limiet van bijvoorbeeld drie maanden? Is er dan nog geen nieuwe regering, dan moet de kiezer maar opnieuw worden geraadpleegd.

Dat klinkt logisch en effectief. Zit de onderhandelende partijen achter de vodden, zodat ze een beetje opschieten. Weg met die eindeloze besprekingen in potdichte achterkamertjes!

Helaas is deze oplossing alleen haalbaar als ook de kiezers meewerken. Als de verkiezingsuitslag na die drie maanden – of zes, of welke periode je ook afspreekt – daadwerkelijk heel anders wordt. Als er dan partijen aan de formatietafel kunnen plaatsnemen die de wensen van de kiezers wél serieus nemen en van opschieten weten.

Maar zoals iedereen aan de hand van de opiniepeilingen kan constateren zouden verkiezingen hoogstwaarschijnlijk niet tot heel andere uitkomsten leiden. Wanneer drie maanden na de stembusgang van 17 maart het electoraat opnieuw was geraadpleegd was de VVD wéér de grootste geweest, gevolgd door D66 en CDA. Ja, wellicht was de PVV dan als tweede partij geëindigd. Maar niemand van de serieus te nemen gegadigden heeft zin om met Geert Wilders c.s. te gaan regeren. Je kunt toch niet wettelijk afdwingen dat zoiets wel gebeurt?

En als je nieuwe verkiezingen een half jaar na de vorige had laten plaatsvinden? Je zit dan al in september. Niettemin zouden die verkiezingen nauwelijks nieuwe perspectieven hebben opgeleverd. De VVD had in dat geval alwéér veruit de meeste zetels gekregen, gevolgd door D66 (of de PVV, maar zie boven). Het door interne en externe problemen geteisterde CDA zou rond die tijd vermoedelijk een flinke veer moeten laten ten koste van de BoerBurgerBeweging, maar tot een principieel andere formatiekoers hadden verkiezingen ook na een half jaar niet geleid.

Zelfs als je nu, driekwart jaar later, verkiezingen zou houden, zou er volgens een recente peiling van I&O geen sterk afwijkend beeld ontstaan. De VVD verliest weliswaar, maar blijft ruim de grootste. Ook D66 verliest, maar eindigt nog steeds als tweede. Het meest opmerkelijke aan deze poll is dat de vier partijen die nu samen gaan regeren niet meer dan 61 zetels zouden overhouden. Dat betekent (als je regeringsdeelname van populisten of van getuigenispartijen buiten beschouwing laat) dat niet alleen de PvdA óf GroenLinks, maar beide partijen noodzakelijkerwijs zouden moeten meedoen om aan een Kamermeerderheid te komen. Een zespartijencoalitie? Wie zit daar nu op te wachten? Dat wordt vermoedelijk ruziën vanaf de eerste dag.

Nee, een grondwettelijke limiet in de formatie zal niet helpen. Wie weet wordt de puinhoop dan wel nóg groter.