D66 is eigenlijk een niet onsympathieke partij. De sociaalliberalen hebben het beste met de mensheid voor. Ze willen verbinden, empathie in de politiek brengen, klimmaatverandering bestrijden, lhbti-ers een hart onder de riem steken, zijn pro Europa en wat je nog meer aan goede bedoelingen kunt bedenken.

Partijleider Sigrid Kaag heeft daarnaast nog een hoogsteigen, persoonlijke missie. Ze wil de politieke cultuur veranderen. Minder ritselen en regelen in achterkamertjes bij een kopje koffie. Meer openheid en tegenmacht. In haar H.J. Schoo-lezing van een kleine twee weken geleden zette ze uiteen hoe het volgens haar moet. Hele volksstammen vonden die lezing prachtig, inspirerend. Dat die voornamelijk bestond uit hoogdravende Gutmenscherei maakte het er kennelijk alleen maar mooier op. Ze rekende ook nog af met Mark Rutte en dat was een niet te versmaden toegift voor de massa’s voor wie Rutte het kwaad, en niet alleen in de politiek, vertegenwoordigt.

Wat in die lezing niet stond, was hoe al dat moois tot stand komt. Het was allemaal erg vrijblijvend. En als het minder vrijblijvend werd, zoals de aanval op Rutte, riep het vraagtekens op. Ze moet met Rutte een kabinet formeren. Dan lijkt het niet verstandig om hem zo door het slijk te sleuren. Het blonk ook niet uit door empathie, maar dit terzijde. Rutte doet dat handiger. Toen Kaag aftrad wegens het Afghanistan-fiasco noemde hij haar een grote mevrouw, een door de hele wereld gerespecteerde topdiplomate. Dat zal hij wel of niet menen, ga maar uit van het tweede, maar het onderstreepte wel het verschil in politiek vernuft. Hij moet verder met Kaag. Je gram halen moet je dan niet doen.

Kaag is een amateur in een partij van amateurs. Amateurisme in de politiek wordt gekenmerkt door twee zaken. De ene is de afwezigheid van een goed ontwikkeld machtsinstinct. De andere betreft de gebrekkige bestuurlijke kwaliteit. Voor een getuigenis- of protestpartij maakt dat niet uit. Politiek is voor hen het uitventen van de idealen respectievelijk het rondtetteren van al dan niet gerechtvaardigde grieven. De idealen en grieven zijn belangrijker dan vuile handen maken in de praktijk.

D66 is een partij die mee wil tellen. De Democraten willen meer dan een levensgevoel uitdragen of het eigen gelijk in eigen kring vieren. Ze willen meeregeren, hun stempeltje drukken, en ook topbanen hebben. Om dat te bereiken moet je op zijn minst enige bedrevenheid hebben in het spel om de macht.

Oud-VVD-leider Frits Bolkestein typeerde D66 eens als een CDA zonder de C (van christelijk). Een kleurloze middenpartij waarmee je alle kanten uit kan. Dat is maar ten dele waar. Je kan van het CDA veel zeggen, maar niet dat ze niet wisten hoe het spel gespeeld wordt. Van Carl Romme in de jaren 50 van de vorige eeuw tot Ruud Lubbers in de jaren 80 en 90, domineerden christendemocraten het Binnenhof. Machtsinstinct zit, of liever, zat in het dna. (Het CDA is net als die andere ooit grote emancipatiepartij, de PvdA, inmiddels op weg naar het kerkhof).

Bij D66 moet je dit soort leiders met een lantarentje zoeken. De eerste leider en medeoprichter, Hans van Mierlo, was van alles. Een charismatische persoonlijkheid, meeslepend spreker, romanticus, visionair (vooral in de kroeg) maar een Machtsmensch, nee. Hij wilde het politieke bestel opblazen en een progressieve volkspartij oprichten. En liet zich als het erop aankwam ringeloren door de beoogde partner in die volkspartij, de PvdA.

Met de andere leiders was het niet veel beter. Jan Terlouw is nu Neerlands favoriete opa en bestsellerauteur van stichtelijke kinderboeken maar kon als politicus geen potten breken. Wie na hem kwamen hebben zo weinig indruk gemaakt dat ik ze me nauwelijks voor de geest kan halen. Alexander Pechtold komt de verdienste toe dat hij de partij van de ondergang heeft gered. En hij hield vermakelijke debatten met Geert Wilders maar een geslepen machtspoliticus kon je hem niet noemen.

Of Kaag uit harder, realpolitischer, hout is gesneden, is een kwestie waar de jury nog niet uit is. Bij operatie-beschadiging-Rutte leek ze het niet onhandig te spelen. In het Omtzigt-debat van 1 april steunde ze niet de motie van wantrouwen waardoor Rutte had moeten aftreden. Mogelijk hoopte ze hem met de zwakkere motie van afkeuring (die niet tot aftreden dwingt) genoeg te ondermijnen om hem aan de onderhandelingstafel de tanden uit te trekken. Dat zou wel in strijd zijn met die grote woorden over de nieuwe politieke cultuur, maar vooruit.

Je kunt je intussen wel afvragen of ze tijdens de formatie haar hand niet overspeelt. Door vast te houden aan de PvdA en GroenLinks en het uitsluiten van de ChristenUnie, beperkte ze haar opties. Opties open houden mag dan verderfelijke oude politiek zijn, het is de enige manier om effectief te onderhandelen. Net als je je kan afvragen of het om de haverklap schofferen van Rutte nog een ander doel dient dan het demonstreren van de eigen morele superioriteit. Daaruit spreekt vooral arrogantie en dat is zelden een bewijs van kracht.

Komen we tot slot bij het tweede kenmerk van politiek amateurisme, het matig tot slecht besturen. Elke partij, ook erkende bestuurspartijen als de PvdA, CDA en VVD, heeft het land regelmatig opgezadeld met zwakke bewindslieden, slechte burgemeesters en slappe gedeputeerden. Toch, bij hen slaat de wijzer door de jaren heen eerder naar de positieve dan de slechte kant uit. Bij D66 is het omgekeerde het geval. Als we ons tot het huidige kabinet beperken, gelden D66-ministers als Kajsa Ollongren (Binnenlandse Zaken en vicepremier) en Ingrid van Engelshoven (Cultuur en Hoger Onderwijs) als matig tot zwak. En over Kaag hoeven we het na Afghanistan niet meer te hebben. De enige over wie je goede geluiden hoort is Wouter Koolmees op Sociale Zaken.

Op andere niveaus schijnt het evenmin over te houden. Er zal best wel in een dorp of middelgrote stad een sterke D66-burgemeester of wethouder rondlopen, maar hun faam overschrijdt zelden de gemeentegrenzen.

D66 zal waarschijnlijk nooit meer worden dan wat ze altijd is geweest. Geen onaardige club met redelijke mensen en soms redelijke ideeën. Aan machtsdenken zit voor hen een luchtje en talent is niet ruim voor handen. Middelgroot met soms met een uitschieter naar boven, als de waan van de dag meezit. Amateurs, wat u zegt.