Ik bedacht me laatst dat ik studentenprotesten nooit erg serieus heb genomen. Toen ik 50 jaar geleden nog wel eens op de universiteit kwam, ging men eveneens om de haverklap de straat op. Vooral tegen het kapitalisme en de Amerikaanse oorlog in Vietnam. In onze polder viel het nog wel mee vergeleken bij wat op Amerikaanse campussen gebeurde. Ook in Berlijn en Parijs ging het er feller en soms gewelddadiger aan toe. Maar hier was het vooral ‘Hollands’, ‘ludiek’ en de ‘provo’s’ waren vooral braaf. Anders dan bijvoorbeeld in Duitsland werden geen warenhuizen opgeblazen. Later kwamen de ‘Kabouters’, wat natuurlijk al genoeg zegt.

De meeste studenten kon het waarschijnlijk allemaal niet veel schelen. Studie en vooral seks waren belangrijker. Dat gold vermoedelijk ook voor de demonstranten. Ik herinner me dat de schrijver en Parool-columnist Simon Carmiggelt die betogingen voornamelijk zag als een ‘huwelijksmarkt’. (Carmiggelt was toen al op leeftijd). Wat me verder opviel was naast het fanatisme van de diehards, de volstrekte humorloosheid en de onwetenheid. De leider van Noord-Vietnam, Ho Chi Minh, werd bijna vertederd oompje Ho genoemd maar was in werkelijkheid een stalinistische massamoordenaar. Dat kon trouwens iedereen weten die de moeite nam iets over het land te lezen.

Maar goed, bij demonstraties heb je niets aan nuance.

Over de studentenacties in Amsterdam en Utrecht is deze week veel te doen geweest. Ik was er niet bij, dus ik baseer mijn oordeel op wat ik in de krant en op tv heb gezien en gelezen. Wat mij net als destijds opviel was het fanatisme, humorloosheid en eenzijdigheid en veel meer dan toen, geweldbereidheid. Niet alleen fysiek maar ook verbaal. Ik kan me voorstellen dat Joodse studenten zich bedreigd voelen, wanneer ze horen dat ‘genocide-supporters zich niet onveilig genoeg kunnen voelen’.

Je kan je afvragen of de betogers werkelijk denken dat hun eisen, verbreken van alle banden met Israel, ingewilligd kunnen worden. In hun naïviteit zullen sommigen dat ongetwijfeld denken. Zelf zie ik meer in een variant van de opmerking van Carmiggelt. Het gaat misschien minder om seks dan om een vorm van verbroedering waar de absoluutheid van het eigen gelijk wordt gevierd. De heilige verontwaardiging viert hoogtij. Dat hebben ze gemeen met de asfaltplakkers voor het klimaat en andere demonstranten tegen elke vorm van onderdrukking, – racisme, genderdiscriminatie -, die de ‘witte’ mens op zijn kerfstok moet hebben. Het zijn vaak dezelfde lieden en samen vormen ze een ‘bubbel’ waarvoor iemand met matig taalgevoel het begrip ‘intersectionalisme’ heeft bedacht. Je hoort die lui vaak en graag praten over ‘inclusie en diversiteit’, maar dat is niet van toepassing op andersdenkenden. Die moeten tot zwijgen gebracht, ‘gecancelled,’ worden.

Volgens een peiling van EenVandaag heeft ruim 80 procent van de ondervraagden geen enkel begrip voor de protestacties. ‘Het is gewoon tuig’, en het ‘helpt de Palestijnen echt niet’. Menigeen vroeg zich af, of de universiteit wel het juiste strijdperk was. Want ‘universiteiten voeren geen oorlog’. Daar zullen de actievoerders hun schouders over ophalen. Of waarschijnlijker, ze zullen zich gesterkt voelen in hun gelijk. Die ruim 80 procent behoren tot wat ooit, in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw, het ‘klootjesvolk’ werd genoemd en die hoefde je niet serieus te nemen.

Bij zulke protestacties is het interessant de reacties van de bestuurder en docenten te bekijken. Er zijn altijd docenten geweest die protesterende studenten steunen. Ook wanneer ze de eigen universiteitsgebouwen afbreken en onderwijs verhinderen. Als je te kwader trouw bent, zou je kunnen denken dat ze een wit voetje willen halen bij ‘hun’ studenten. Maar we mogen natuurlijk niet uitsluiten dat docenten net als de studenten oprecht geloven in hun zaak. Alleen zou je meer nuance en bezonnenheid verwachten, in dit geval memoreren dat zonder de pogrom van Hamas op 7 oktober de tragedie in Gaza niet had plaatsgevonden. Maar dat blijkt kennelijk teveel gevraagd.

Bij bestuurders ligt het vaak anders. Je krijgt vaak de indruk dat ze bang zijn om activisten tegen de haren in te strijken. Want ze moeten ‘de boel bij elkaar houden’, en dat kan kennelijk alleen met een soepele ruggengraat en slappe knieën. Zoals Joodse studenten adviseren thuis te blijven bij demonstraties.

De reacties van docenten hebben doorgaans het volgende patroon. Natuurlijk vallen vernielingen niet goed te praten, maar de hoofdschuldige is altijd de politie die tot ‘excessief geweld’ overging. Bij de ontruiming werd de ME bekogeld met stenen en vuurwerk werd er ammoniak naar ze gegooid en dat verdiende nauwelijks vermelding. De gewonde politiemensen vertegenwoordigen per slot van rekening het repressieve staatsapparaat. Dus mededogen is niet op zijn plaats.

Ik had de neiging om studentenacties te zien als een soort rite. Protesteren hoort bij deze levensfase en daarna wacht voor de meesten de tredmolen. Het waaide altijd over en ik ben in de loop der jaren redelijk veel oppassende burgers tegengekomen die met nostalgie terugdenken aan hun ‘protesttijd’. Voor sommigen was het de ‘spannendste tijd’ van hun leven. Dat was ver voor de sociale media, ‘echokamers’ en bubbels die nu de polarisatie aanjagen.

Niettemin is het bij alle heisa aanbevolen de boel in perspectief te blijven zien . Het nieuws van de afgelopen paar dagen werd beheerst door het ‘incident’ rond Joost Klein in Malmö waar hij bij het Eurovisie-songfestival de nationale eer zou hooghouden. Zijn diskwalificatie en de rel verdrongen het studentenprotest volledig naar de achtergrond. En op de een of andere manier vind ik dat wel geruststellend.