Om nieuwe inspiratie op te doen, stop ik een poosje met de columns.

 

Een keer of twee per jaar kocht mijn Engelse Oma tot genoegen van mijn Opa een schapenkop. De tong braadde zij, de hersenen werden gebakken en van de rest van de kop werd met ogen en al een voedzaam soepje getrokken. Zelf at zij er niet van, maar volstond met toekijken, terwijl Opa smakelijk zat te schransen.

Kippen, eenden en ganzen poetsen zich, om hun veren waterafstotend te maken, met olie uit hun stuitklier in hun achterste, in Engeland ook wel the parson’s nose, de neus van de pastoor genoemd. Niet echt lekker, want olieachtig en bitter, maar Opa beschouwde het als een uitgelezen delicatesse.

Midden in de nacht kon je hem wakker maken voor een bord tripe, koeienmaag gekookt in melk, met uien, boter, bloem, tijm, zout en peper. Ik heb het eens geprobeerd: hap genomen, gekokhalsd, uitgespuugd, weggegooid, fish and chips besteld.

In 1946 werd mijn vader, kwartiermeester bij de marine, uit Engeland naar Nederland overgeplaatst en liet mijn moeder met mijn zusje en mij overkomen. Wij werden in Amsterdam ingekwartierd bij tante Jo, die geen woord Engels sprak. Een deugd in dit geval, want mijn moeder leerde in de praktijk snel Nederlands spreken. En niet alleen dat. In de keuken maakte tante Jo haar wegwijs met de Hollandse pot: aardappelen, groente, gehaktballetje, vette jus. Andijvie, witlof, spruiten, sperziebonen kende mijn moeder tot dan niet, bloemkool had zij wel eens van gehoord.

We waren naar Rotterdam verhuisd en in 1952 kwamen Oma en Opa voor het eerst bij ons logeren, een feest voor ons kinderen, een uitdaging voor mijn moeder, want zij zette de Hollandse groentes op tafel. Bij Oma riep dat de nodige weerstand op, waarmee zij mij als jochie van acht aan haar zijde had.

Op de markt kocht mijn moeder Hollandse nieuwe. Zij had die leren eten en waarderen en zette voor de lunch het zeebanket samen met een feestelijke schaal aardbeien op tafel.

‘What’s that?’ vroeg Opa, terwijl hij wees naar het bord met de glanzende visjes met de staarten eraan vast.

‘Herrings,’ antwoordde mijn moeder, ‘lovely with onions.’

‘Seems uncooked.’

‘Right you are.’

Opa, liefhebber van schapenkop, kippenkont en koeienmaag en verzot op rauwe oesters en zeeslakken, riep vol afgrijzen: ‘NEVER! YOU ANIMALS!’