In zijn roman The Sun Also Rises laat de Amerikaanse schrijver Ernest Hemingway iemand uitleggen hoe hij  failliet is gegaan. ‘Op twee manieren. Eerst geleidelijk en toen snel’. Dat geldt niet alleen voor iemands financiële boedel. Het is ook van toepassing op de politiek.

Begin volgende week komen de leiders van de vier coalitiepartijen, VVD, D66, CDA en ChristenUnie (CU), bijeen om de mokerslag van de Provinciale Statenverkiezingen te bespreken. Of het faillissement van Rutte IV ter sprake zal komen, weet ik niet. Maar het zal ongetwijfeld als een donderwolk boven tafel hangen. Dit was altijd een coalitie van de tegenzin en na de dreun van 15 maart zal de tegenzin alleen maar zijn toegenomen.

Alle partners zijn afgestraft. De een nog meer dan de ander, met het absolute dieptepunt voor het CDA dat nu op sterven na dood is. Er is in politiek Den Haag zoiets als een natuurwet die voorschrijft dat je ‘elkaar nu moet vasthouden’. Het alternatief is nieuwe verkiezingen waar vrijwel zeker een nieuwe afstraffing wacht. Waarna ze bij het CDA vermoedelijk de begrafenisondernemer kunnen bellen.

Maar om elkaar vast te kunnen houden, moet je wel enig perspectief hebben. Als de onderlinge verhoudingen goed zijn, wil dat het ontbreken van een perpectief nog wel eens compenseren. Maar ik heb niet de indruk dat die verhoudingen beter zijn dan voor een nog net functionerende samenwerking noodzakelijk is.

Dat komt ook doordat bij de leiders van deze coalitie, op misschien de met een onverwoestbaar humeur gezegende Mark Rutte na, de fut er uit is. Wopke Hoekstra (CDA) is een deerniswekkende figuur geworden. De man die Rutte het vuur na aan de schenen zou leggen, is na een kleine drie jaar leiderschap al volledig uitgeblust. En zoals zo vaak als de boel op de fles gaat, is een, laat staan aansprekende opvolger niet voorhanden. Want wie wil als laatste het licht uit doen?

Bij Sigrid Kaag krijgen de sceptici met de dag duidelijker gelijk. De D66-leider heeft er uiteindelijk niet veel van gebakken. Dat is onvermijdelijk als de verwachtingen te hoog gespannen zijn. Pretentieuze babbels over nieuw leiderschap en een nieuwe politieke cultuur, waarvan iedereen op zijn vingers kon natellen dat er niets van terecht zou komen, konden uiteindelijk niet verbloemen dat Kaag geen geboren leider is. Kaag was van plan de eerste vrouwelijke minister-president te worden, maar dat was van meet af aan te hoog gegrepen.

Haar karakter werkte evenmin mee. Kaag geldt als moeizaam in de omgang, haar relaties met Hoekstra en Rutte laten, mild uitgedrukt, te wensen over. Ze schijnt geen gevoel voor humor te hebben en star te zijn. Dat is geen combinatie waarmee je de collega’s voor je wint. Dat gevoel leeft op zijn minst ook bij delen van haar eigen partij.

Er gaat ook een hardnekkig verhaal dat Kaag het leiderschap zag als een opstap naar een roemvolle internationale carrière. De polder zou te klein voor haar zijn, in elk geval voor haar ambities. Dat kan natuurlijk vuige roddel zijn. Maar misschien is een prestigieuze betrekking bij een van de internationale instelingen waarvan je je afvraagt wat ze daar eigenlijk doen, inderdaad de juiste oplossing. Voor haar, haar partij en de politiek.

Als Rutte niet geheel met blindheid geslagen is, en dat mogen we aannemen, heeft hij de tekens aan de wand gezien. Ook zijn faillissement zou zich volgens het bon mot van Hemingway opeens snel kunnen voltrekken. Rutte heeft een zwakke campagne gevoerd, met dat verhaal over de linkse wolk. En de uitslag bevestigt een trend. De VVD verliest bij vrijwel elke verkiezing. Nooit zo veel dat de liberalen niet meer de grootste zijn, maar met elke stembusgang wordt de voorsprong op de anderen steeds iets kleiner.

De VVD is de kiesvereniging Mark Rutte geworden en zolang het goed gaat, winnen, hoor je niemand klagen. Maar nu de klad erin zit, wordt de afhankelijkheid electoraal een handicap. Als een leider zijn partij zo domineert, wordt zijn opvolging een kwestie die men zo lang mogelijk voor zich uit schuift. Met als gevolg dat potentiële opvolgers, bij de VVD met name Klaas Dijkhoff, de deur achter zich dicht trekken en het tweede garnituur zich illusie begint te maken. Waarna de grote man besluit, dat hij, gezien het geringe kaliber dat hem omringt, de boel nog niet kan overdragen. En dan kan het, zie Hemingway, opeens snel gaan.

Dat is niet het gesternte waaronder je met kans op succes de grote problemen, stikstof en migratie,  van dit moment aanpakt. Rutte wordt een een bijna bovenmenselijke, verbale acrobatiek toegedicht. Als iemand met een onnavolgbare redenering of formulering een probleem kan ‘oplossen’, zou hij dat zijn. Dat zou misschien nog wel kunnen bij het stikstofdossier, de ‘bezinningsmomenten’ uit het rapport van Johan Remkes bieden mogelijkheden om de deadline van 2030 op te schuiven. (In 2030 moet de uitstoot gehalveerd zijn). Maar bij migratie wordt dat moeilijk, zoals het gedoe rond de spreidingswet bewijst. Je kan niet blijven besturen met pleisters en noodverbandjes.

Misschien is de grote winnaar van 15 maart, de BoerBurgerBeweging, van Caroline van der Plas, uit inschikkelijker hout gesneden dan populistische voorgangers als de PVV en Forum voor Democratie (FvD). Van der Plas wekt niet de indruk dat ze alleen maar wil blokkeren. Maar als ze zaken wil doen, zal ze zeker een prijs vragen. En als die prijs te hoog is, gaat Rutte IV onherroepelijk failliet.