Het zal u ongetwijfeld niet zijn ontgaan dat het deze week een jaar geleden is dat Rusland de Oekraïne is binnengevallen. Daar wordt bij stilgestaan met een stortvloed aan verplichte nummers over de laaghartigheid van Vladimir Poetin, het leiderschap van Volodymyr Zelensky, de heroïek en het lijden van de Oekraïners en de grote, onbeantwoordbare vraag: hoe lang nog?

Het antwoord op die vraag is afhankelijk van de gebeurtenissen op het slagveld. De fronten zitten momenteel muurvast. Bij Bachmoet woedt een uitputtingsslag die veel weg zou hebben van de Slag bij Verdun in de Eerste Wereldoorlog. Het is een gehaktmolen zonder groot strategisch belang en waar desondanks elke dag tientallen zo niet honderden  soldaten sneuvelen. Niettemin wil geen van beide partijen de stad opgeven. Als het geen strategisch belang heeft, heeft het wel een ‘psychologisch en symbolisch’ belang. Terugtrekken wordt dan een nederlaag.

Nu de gevechten zijn vastgelopen, wordt veel verwacht van ‘voorjaarsoffensieven’ die de oorlog een nieuwe wending zouden kunnen geven. Of dat realistisch is kan ik niet beoordelen. Ik weet alleen dat succes en falen afhankelijk zijn van een paar factoren die zich wel laten benoemen.

De oorlog is een logistieke marathon geworden. De Oekraïners zijn vrijwel volledig afhankelijk van westerse wapenleveranties. Binnen de grenzen die het Westen aan het begin van de oorlog heeft aangegeven – geen escalatie en oorlog met Poetin -, doet het wat het kan, al wil Kiev sneller en meer. Zelfs Duitsland dat zich eerst moest bevrijden van illusies over een bijzondere band met Rusland en de afhankelijkheid van Russisch gas, is nu vol van de partij. Berlijn levert na lang dralen zelfs Leopard 2 tanks. Duitse tanks in een oorlog tegen Rusland, dat was tot voor kort een onoverkomelijk taboe.

Het Westerse arsenaal schijnt nu langzaam leeg te raken. Wat de Oekraïense soldaten per dag afschieten aan granaten en raketten overtreft wat het Westen kan produceren en leveren. Op zo’n dag zouden ze de hele jaar productie van een middelgrote munitiefabriek afvuren. Verhogen van de productie heeft nu de absolute prioriteit. Alleen, zelfs het fabriceren van een op het eerste gezicht simpele houwitsergranaat blijkt hoogst specialistisch werk dat niet aan de lopende band kan. Vandaar dat de generaals alarm slaan. Ze gaan zo hard door hun voorraden dat de verdediging van het eigen gebied gevaar zou kunnen lopen. Bovendien zijn er gigantische bedragen mee gemoeid. De Amerikanen hebben al voor een kleine 50 miljard dollar geleverd, ruim de helft van de hele economie van een land als Luxemburg.

De Russen hebben logistiek hun eigen problemen. Ze hebben een enorm tekort aan chips die uit ijskasten en andere consumentenelectronica moeten worden gehaald. Maar anders dan de westerse democratieën kan Moskou overschakelen op een oorlogseconomie waarbij de industrie in dienst komt te staan van de oorlogsvoering. Daarnaast hebben de Russen een niet te overschatten voordeel. Poetin kan beschikken over een vrijwel onuitputtelijk reservoir aan manschappen. Die mogen slecht getraind en gedemoraliseerd zijn en onvoorstelbaar slechte bevelhebbers hebben, ze zijn met zoveel dat die gebreken worden gecompenseerd. Door dat numerieke overwicht zouden de mentaal en militair superieure Oekraïners de oorlog alsnog kunnen verliezen.

De ontwikkelingen op het slagveld hebben natuurlijk hun weerslag op het thuisfront. Poetin voert een vernietigingsoorlog tegen de Oekraïense bevolking. Hoelang deze de verwoesting van hun huizen, ziekenhuizen, scholen, energiecentrales en andere infrastructuur doorstaan, valt met geen mogelijkheid te zeggen. Het grenst aan het bovenmenselijke, maar is dat ook twee, drie jaar en waarschijnlijk langer mogelijk? Als doorslaggevende overwinningen uitblijven, geliefden massaal blijven sneuvelen en Poetin de terreur nog verder opvoert, moet het moreel menselijker wijs een keer breken.

Daarom is het van belang dat ook het ’tweede thuisfront’ stand houdt. De Oekraïners moeten erop kunnen vertrouwen dat het Westen achter hen blijft staan. De gelederen zijn tot nog toe verrassend goed gesloten gebleven, ondanks de hoge energieprijzen en de inflatie. Dat is natuurlijk geen garantie dat je oorlogsmoeheid buiten de deur kan houden als de oorlog zich jaren voortsleept. Joe Biden gaf met zijn verrassingsbezoek aan collega Zelensky niet alleen een signaal af aan Moskou. Ook het Westen, bevolking en politiek, moet zich voorbereiden op een lange oorlog. Het mag niet gebeuren dat dit tweede thuisfront begint te wankelen en Kiev een vrede tegen elke prijs moet slikken. (Of het vasthouden aan teruggave van alle gebieden, inclusief de Krim,  realistisch is, zou nog wel eens een splijtzwam tussen Kiev en zijn bondgenoten kunnen worden).

Ook in deze oorlog is de VS het ‘onmisbare land’. Zonder de steun van Washington wapperde de Russische vlag allang in Kiev. Maar de Amerikaanse prioriteiten liggen in het Verre Oosten, waar de confrontatie met China smeult. Er gaan al stemmen op, onder andere in een rapport van de denktank RAND, dat de Amerikaanse belangen niet gediend zijn met een langdurige oorlog tussen Moskou en Kiev. De Democraten van Biden houden Zelensky en co overeind.  Maar blijven de Republikeinen dat ook doen als ze volgend jaar de presidentsverkiezingen winnen?

Er is nog een ander ‘onmisbaar land’, Duitsland. Het ziet er nu naar uit dat het machtigste land van Europa eindelijk zijn rol en plek heeft gevonden. Maar onder de bevolking ligt het niet zo eenduidig. De burgers en het bedrijfsleven moesten afkicken van het Russische gas en dat is dankzij de milde winter en een formidabel steunpakket ook gelukt. Maar de Duitsers zouden geen Duitsers zijn als ze niet met angst en beven naar de volgende winter uitkijken. Iets meer dan de helft van de Duitsers is nu voor steun aan de Oekraïne, maar het blijft precair. Veel hangt af van de overtuigingskracht en leiderschap van Bondskanselier Olaf Scholz en dan blijven twijfels gerechtvaardigd.

De Oekraïeners staan er na dit verschrikkelijke jaar dankzij het Westen niet alleen voor. Maar met elke dag dat de oorlog langer duurt, zal de vraag: ‘hoe lang nog’,  steeds klemmender worden.