Opeens was hij er, in de hal aan de muur, een grote kooi met een beo. Mijn vader had hem gekocht van een Indischman. Een half jaar lang leerde hij zijn beo praten. Nou ja praten, in feite imiteren, zoals veel vogels dat doen. Een mannelijk mereljong leert melodieus te fluiten door zijn vader na te doen. Zo heb ik ooit een spreeuw, die in de buurt van een melkveehouderij opgroeide, het rinkelen van een melkemmer horen nadoen. Na een half jaar kon de beo zeggen: “Hello old boy”, “Koekenbakker, je kan er niets van” en “Ik ben dol op kersen en druiven”.

Fluiten heeft mijn vader hem niet geleerd, dat deed hij van nature. En hoe. Ik kwam op een zaterdagavond ver na twaalven thuis, opende op z’n allerstilst de buitendeur en hoorde de beo onder zijn afdekdoek wakker worden. Met krassende poten en ritselende veren sprong hij een paar keer heen en weer en begon daarna schel te fluiten. Mijn vader verscheen in zijn pyjama in de hal en verweet mij, dat ik zijn geliefde vogel van slag had gemaakt. Dat mijn oren tuitten, had hij niets mee te maken: ‘Vanaf nu via de achterdeur naar binnen.’

Meiden nafluiten mag tegenwoordig niet meer. Zou discriminerend en intimiderend zijn. Misschien is het dat ook wel, maar toen ik jong was zaten we daar niet mee en menige meid voelde zich gepasseerd, omdat zij niet werd nagefloten. In de zomer zat de beo in de tuin in een kooi waarin hij heen en weer kon vliegen. Soms, wanneer er een leuke meid voorbijkwam, floot ik zacht vanachter mijn krant waarna de beo zijn snavel opentrok.

Mijn vader stuurde zijn trots naar een vogeltentoonstelling waar het met zijn “Hello old boy, koekenbakker en kersen en druiven” ieders aandacht trok. Hij won een eerste prijs en ’s avonds verscheen de beo op de televisie in het NTS-journaal, door de omroepster aangekondigd als: ‘Hoogvlietse beo, ster van de expositie.’ De beo haalde daarmee het hoogste, dat een vogel halen kan.