Een politiek leider gaat in een democratie doorgaans zo’n 10 jaar mee. Daarna verliest hij of zij onherroepelijk door slijtage aan gezag en glans. In het slechtste geval gaan ze rare dingen doen. Ze vinden zich onmisbaar, – het land kan niet zonder hen -, en hebben niet door dat datzelfde land op hen is uitgekeken. Sommigen maken het erg bont. Margaret Thatcher sprak over zichzelf in de pluralis majestatis. Alsof ze in Buckingham Palace resideerde en niet in Downing Street 10, de ambtswoning van de minister-president. Ze werd uiteindelijk afgezet door een coup van opstandige partijbaronnen. Zoiets wordt vaak een paleisrevolutie genoemd. In geval van Thatcher zat daar wel iets in.

Er zijn ook uitzonderingen. Angela Merkel was 16 jaar Bondskanselier en stapte uit zichzelf op. Als ze aan de verkiezingen van september had meegedaan was ze naar alle waarschijnlijkheid herkozen. Maar ze wist dat haar tijd erop zat: voor haar geen verkrampt vastklampen aan de macht. Merkel was er niet op gebrand het record van haar partijgenoot Helmut Kohl (1982-’98) te breken. Uiteindelijk was ze met die 16 jaar bijna net zo lang regeringsleider als de Kanzler der Einheit.

Mark Rutte is historicus. Aan lessen van de geschiedenis moet je geen overdreven waarde toekennen, maar deze, niet te lang aanblijven, heeft een redelijke algemene geldigheid. Hij gaat zijn 12de jaar als premier in. Het record van Ruud Lubbers (CDA, 1982-”94) zal hij wel breken. Dat zou een goede aanleiding zijn om na te gaan denken over de opvolging.

Een toppoliticus onderscheidt zich van de krabbelaars door drie dingen. Hij wint verkiezingen, is de baas in zijn partij en is een bekwaam bestuurder. Rutte voldoet nog steeds aan die drie eisen, al zal menigeen vinden dat op punt drie het een en ander valt af te dingen. Je moet als stukjesbakker altijd uit de buurt blijven van het koffiedik, maar als de voortekenen niet bedriegen, is hij begonnen aan zijn laatste kabinet.

Rutte is niet langer automatisch een verkiezingswinnaar. Buiten de eigen VVD is sprake van een omslag in de waardering. Dat ligt deels aan hemzelf: teveel gedraaid, te veel loze beloften, te vaak last van een haperend geheugen. Je kan 1000 keer uitleggen dat dit bij de politiek hoort. Misschien met weer uitzondering van Merkel is er geen toppoliticus die niet van tijd tot tijd een loopje met de waarheid neemt. Dat is niet fraai, zeker niet. Opportunisme is nog de mildste kwalificatie. Maar in een land dat bij de beoordeling van een politicus graag de normen van de zondagsschool hanteert, wekt Rutte bij hele volksstammen acuut maagzuur op. (Dat zijn vaak dezelfde lieden die het neoliberalisme hebben ontdekt als de wortel van alle kwaad. Daarbij vergetend dat we ondanks alles in een van de royaalste verzorgingsstaten van het westelijk halfrond leven).

Rutte is al jaren zonder concurrentie de baas in de VVD. De VVD van nu is weinig meer dan zijn hoogsteigen kiesvereniging. Die afhankelijkheid van een persoon is op den duur funest voor elke organisatie en helemaal voor een politieke partij. Alle ballen gaan op de leider en dat slaat het inhoudelijke debat onvermijdelijk dood. Alleen al om die reden is het verstandig om het personeelsaanbod in de top te verbreden, ook als kweekvijver voor potentiële opvolgers. Zij moeten dan wel de kans krijgen zich te profileren zonder dat de baas dat meteen als een bedreiging ziet. Als dat niet gebeurt, als een partij teveel een onemanshow blijft, lopen de kiezers weg. Niets verveelt uiteindelijk zo erg als steeds dezelfde artiest ook al is het niet altijd hetzelfde nummer.

Tijdens Ruttes regeerperiode heeft de VVD twee potentiële opvolgers versleten. Edith Schippers hield het vier jaar geleden voor gezien en Klaas Dijkhoff is voor de laatste verkiezingen afgehaakt. Ieder zal haar/zijn eigen beweegredenen hebben gehad, maar dat ze geen uitzicht hadden op het leiderschap zal zeker hebben meegespeeld. Een andere pretendent, Halbe Zijlstra, reken ik niet mee omdat hij zichzelf met zijn stompzinnige verhaal over een bezoek aan de datsja van Vladimir Poetin buiten spel heeft gezet.

Er dreigt dus achter Rutte een gapende leegte. Voor de hand liggende kandidaten zijn er niet of het zou Sophie Hermans (40) moeten zijn. Hermans, de dochter van partijcoryfee Loek Hermans, was voor ze in 2017 Kamerlid werd, o.m. de rechterhand van Rutte. Ze wordt omschreven als ‘een politiek dier die helemaal voor de politiek leeft’. Wat dat betreft lijkt ze dus als twee druppels water op Rutte. Buiten de politiek heeft ze anders dan Rutte geen ervaring maar dat schijnt tegenwoordig geen belemmering meer te zijn. Ze was de tweede onderhandelaar bij de totstandkoming van het regeerakkoord en zal vermoedelijk fractievoorzitter worden. In de schaduw van Rutte zal Hermans zich moeten bewijzen.

Daarmee is uiteraard niet gezegd dat ze zijn gedoodverfde opvolgster is, alleen dat ze momenteel de beste papieren lijkt te hebben. Dan nog moet ze hopen dat Rutte uit eigen beweging opstapt. Zoals gezegd duurt het meestal lang, te lang,  voor het besef dat hun tijd voorbij is, bij de meeste leiders indaalt. Dat schijnt bij Rutte momenteel niet anders te zijn. Uit de VVD komen geluiden dat hij zou denken aan Rutte V en zelfs VI. Als dat zo is, zou Hermans de derde kandidaat-opvolger zijn die wegkwijnt op plaats twee van de kandidatenlijst. Ze kan dan alleen maar hopen dat men het binnen de VVD tegen die tijd welletjes vindt en Rutte zijn congé geeft. Dat zou niet alleen goed zijn voor de carrière van Hermans maar ook voor de democratie in de polder.