Elk jaar begin november kreeg ik van mijn Engelse moeder een Christmas cake bekleed met zelfgemaakte amandelspijs. Zo’n traditionele cake kan drie maanden van tevoren worden gebakken en moet tot de kerst ingepakt in bakpapier rijpen op een koele plaats.

Mijn moeder heeft in 2007 het tijdelijke voor het eeuwige verwisseld. Sindsdien heb ik haar liefdevol gebakken cake moeten missen. De Christmas cakes, die ik op mijn reisjes naar Engeland kocht, waren teleurstellend van smaak, zelfs die van Harrods in Londen haalde het niet bij die van mijn moeder.

Met mijn moeders cake in gedachten besloot ik vorig jaar zelf een Christmas cake te bakken. Good gracious me, wat een onderneming. Ik moest ponden rozijnen, krenten, geglaceerde kersen, gewelde abrikozen en stukjes sukade met boter, eieren en grove rietsuiker vermengen, er amandelen, zwarte stroop, sinaasappel- en citroenrasp bij voegen en er snuffen koriander, nootmuskaat, gember, kruidnagel, kaneel, foelie en nootmuskaat doorheen strooien. Na de klus schoof ik tevreden het beslag in de oven om het een uur of vijf te laten bakken op 140 graden.

In mijn luie stoel genoot ik van een kop koffie. Na twintig minuten liep ik de keuken in. Tot mijn schrik zag ik de 300 gram afgewogen bloem in de weegschaal liggen. Vergeten. Ik haalde de cake uit de oven, mengde er alsnog de bloem doorheen. Het eindresultaat zag er niet uit en was niet te eten.

Weggooien lag voor de hand, maar eerst googelde ik zonder verwachting: failed Christmas cake en waarachtig ik vond een recept. Met oud witbrood, melk, roomboter, suiker en eieren moest ik het misbaksel vermengen en bakken. Met vanillevla er overheen werd het een aanvaardbaar toetje.

We zijn een jaar verder, ik waag opnieuw een poging. Terwijl ik de ingrediënten mix, is het of mijn moeder over mijn schouder meekijkt en ik haar hoor zeggen: ‘Don’t forget the flower, son.’

Merry Christmas.