In 2011 sprak de Amsterdamse rechter Geert Wilders vrij van haat zaaien. De PVV-leider had islamisten ‘fascisten’ genoemd en de koran de ‘Mein Kampf’ van de islam. De rechter vond de uitspraken ‘grof en denigrerend’, op het randje van het toelaatbare, maar niet strafbaar. Ik wil Wilders niet op een idee brengen, maar ben wel benieuwd naar wat het vonnis zou zijn geweest als hij de koran zou hebben verbrand. Was hij dan over het randje van het toelaatbare gegaan?

De Duitse dichter Heinrich Heine schreef 150 jaar geleden een zin die actueel blijft: waar ze boeken verbranden, verbranden ze uiteindelijk ook mensen. Nu neem ik niet aan dat de lieden die de afgelopen weken in Zweden en Denemarken de aansteker onder Allah’s woord hielden brandstapels zullen oprichten, maar toch, het is geen goed idee,

De Deense en Zweedse autoriteiten weten niet goed raad met die verbrandingen. Verbieden is lastig, vrijheid van meningsuiting is een pijler van de democratie. Dat actievoerders op lange moslimtenen mogen stampen, kun je tot de grondrechten rekenen. Het is inderdaad ‘grof en denigrerend’ zoals de Amsterdamse rechter zei. Maar ‘er bestaat geen recht om niet beledigd te worden’, bevestigde een Zweedse confrater. Aan de andere kant, je kunt wel rekening houden met de gevoeligheden van een minderheid. Maar hoever ga je daarin? Tot de vrijheid van meningsuiting in het gedrang komt?

De Denen zijn ervaringsdeskundigen. In 2005 publiceerde een krant cartoons van de profeet. Daarop braken in de moslimwereld massaal anti-Deense rellen uit. Deense spullen verdwenen uit de schappen, de vlag ging in de fik, en Deense expats konden niet meer over straat.Tekenaar Kurt Westergaard stond tot zijn dood twee jaar geleden onder politiebescherming.

Toch hielden de Denen voet bij stuk. Westergaard mocht tekenen wat hij wilde en de krant kon zijn tekeningen blijven afdrukken. Een belangrijk argument was, afgezien van de vrijheid van meningsuiting, dat, als je eenmaal zou toegeven, het eind zoek is. Je kan je in eigen land niet de wet laten voorschrijven door een minderheid met een andere culturele achtergrond en andere waarden. Dat is de omgekeerde wereld.

De Fransen maakten ondubbelzinnig duidelijk waar ze stonden toen moslimterroristen in 2015 de burelen van het satirische tijdschrift Charlie Hebdo overvielen. Het weekblad had er een handje van de profeet weinig flatteus af te beelden. De terroristen vermoordden 12 redacteuren en medewerkers. In de moslimwereld werden ze helden. In Frankrijk en de rest van de wereld was iedereen even ‘Charlie’.

Zoiets duurt zelden lang en al gauw krabde menigeen zich achter het oor voor hij besloot iets onwelgevalligs over de profeet en de islam te zeggen. Sommigen zagen er tenslotte van af. Je kunt dit afwijzen als laffe zelfcensuur maar niemand is gehouden een held te zijn. In 2020 werd een Franse leraar door een moslim-terrorist onthoofd. Samuel Paty (47) had in een les over vrijheid van meningsuiting twee cartoons van Mohammed laten zien. Ook hij werd een held, kreeg een hoge onderscheiding en ligt op het kerkhof. Hij liet een vrouw en een dochtertje achter.

Ondanks die tragedies zal vrijwel niemand bereid zijn de vrijheid van meningsuiting op te offeren. Maar er komt wel een ander vraagstuk om de hoek kijken. Is die vrijheid absoluut, onaantastbaar, of zijn er redenen waarom je in concrete gevallen een andere afweging kunt maken?

De Denen en Zweden staan momenteel voor dit dilemma. De koranverbrandingen brengen Denen en Zweden in moslimlanden in gevaar. Opgewonden Irakezen bestormden vorige week de Zweedse ambassade in Bagdad. Er vielen geen doden, maar dat is geen garantie dat ze een volgende keer met de schrik vrijkomen. Daarnaast lopen de diplomatieke betrekkingen schade op en verdwijnen Deense en Zweedse producten uit de winkels.

Dat is op zijn minst vervelend maar valt, in de wetenschap dat een keer ophoudt, mee te leven. Maar de Zweedse inlichtingendienst wijst op een ander, acuter gevaar. Heethoofden kunnen in de koranverbrandingen de rechtvaardiging zien voor terreuraanslagen. Het zou de provocatie kunnen zijn waarop ze zitten te wachten. Om met de zegen van de profeet martelaar te worden en onschuldige burgers af te slachten.

Zoals bij de meeste ethische dilemma’s is er eigenlijk geen pasklare, waterdichte oplossing. Een staat heeft naast de bescherming van de grondrechten ook, vooral, de taak om zijn burgers te beschermen. Als die twee plichten beginnen te schuren, sta je voor een bijna onmogelijke opgave. Welke keuze moet je maken? Wat zijn de consequenties van die keuzes? En in hoeverre kun je die redelijker wijs voorzien?

Er is geen altijd, onder alle omstandigheden geldende morele of ethische grondslag waarop je kunt terugvallen. Het enige wat je kan doen is naar eer en geweten handelen naar bevind van zaken, waarbij een ding vaststaat: dat de oplossing omstreden zal zijn en nooit iedereen zal overtuigen.

Momenteel zijn de Denen en Zweden in druk overleg over wat ze moeten doen. Het verbranden van religieuze teksten valt in beide landen onder de vrijheid van meningsuiting. De Denen overwegen de koranverbranding bij ambassades van moslimlanden te verbieden en in Zweden gaan de gedachten ook de kant uit. Er wordt nagedacht over wetswijzingen maar een wet tegen godslastering staat niet op de agenda. En dan is er altijd nog de rechter. Wat vindt hij wat wel en wat niet kan?

Voor wat het waard is: zelf neig ik in dit geval naar het respecteren van de vrijheid van meningsuiting. In het volle besef dat dit een hoge prijs kan hebben.