Het gehannes en gekluns rond de formatietafel duurt inmiddels vijf maanden en of de PVV I ooit van stapel zal lopen, blijft ongewis. De informateurs houden de moed erin en denken nog steeds dat de streefdatum, half mei, gehaald kan worden. En dan zullen we zien of de schuit, – we blijven even in maritieme sferen -,  enigszins zeewaardig is.

Het beste dat je van de onderhandelingen kan zeggen is dat ze ‘moeizaam’ verlopen. Op zich is dat niet verwonderlijk omdat er zware onderwerpen op tafel liggen. Een kleine, lang niet volledige selectie: er moeten lastige financieel- economische knopen worden doorgehakt. De mest-en stikstofproblemen blijken weerbarstig. Wat doen we met de woningbouw, onderwijs en gezondheidszorg? En dan is er uiteraard migratie- en asiel, dat zo zwaar is dat de tafel er onder dreigt te bezwijken.

Onder ‘normale’ omstandigheden zijn dat al klussen waar ‘normale’ partijen zich aan kunnen vertillen. Maar aan deze tafel zijn twee van de vier protestpartijen, PVV en BBB, één is echt normaal, de VVD, en de vierde, de Omtzigt-partij (NSC), zit er zo’n beetje tussen in, zoals Pieter Omtzigt zelf ook niet een echt ‘normale’ politicus is. En als drie van de vier debuteren op het formatiebal, wordt het er niet makkelijker op. De vierde, Geert Wilders, danste een keer half mee, toen hij in 2010 Rutte I gedoogde. Enfin, we weten hoe dat nummer is afgelopen.

Het zou nog te doen zijn, als de onderhandelaars met elkaar zouden onderhandelen. De geschilpunten onderkennen en desondanks met elkaar afspreken de schouders er onder te zetten. Het is hondsmoeilijk, maar laten we het proberen. Vanuit een ‘positieve grondhouding’, zoals Ruud Lubbers dat ooit noemde en niet omdat de kiezers ons ertoe veroordeeld hebben. Elkaar iets gunnen en elkaar niet via getwitter op de kast jagen en in die vreselijke leuterprogramma’s je gram halen. Kortom, de Bühne mijden en elkaar respecteren.

Maar wat we zien is dat het viertal niet met elkaar, maar vooral tegen elkaar onderhandelt. Er lijken twee kampen te zijn: protest tegen normaal;  PVV en BBB tegen VVD en NSC. BBB-leidster Caroline van der Plas schijnt te doen wat Wilders wil, terwijl VVD en NSC niet altijd gezamenlijk optrekken. Je kan alleen maar bewondering hebben voor de informateurs Elbert Dijkgraaf en Richard van Zwol die in dit dolhuis het gezond verstand vertegenwoordigen en het hoofd koel houden. Maar hun werkzaamheden hebben onderhand veel weg van een groepstherapie met onwillige ‘cliënten’.

We weten van Rutte IV dat als drie van de vier partners er eigenlijk geen zin in hebben, het domweg niet kan werken. De laatste Rutte  bleef iets meer dan een jaar kreunend en zuchtend overeind. Rutte IV was het kabinet van de tegenzin en als PVV I ooit het licht ziet, is dat onder een nog ongunstiger gesternte. Het zal het kabinet van de wederzijdse afkeer zijn. En of en hoe dat functioneert, daar zullen politicologen later likkebaardend onderzoek naar doen. Maar dan moet het als gezegd nog wel eerst tot stand komen.

De algemene opinie is dat ze wel moeten en dat klopt dit keer ook wel. De kiezer heeft het Binnenhof met deze uitslag opgezadeld en daar kunnen ze niet omheen. Het land wil naar rechts. En als ze al bij de VVD en de NSC zouden denken: ‘dit gaat ‘m echt niet worden’, hoeven ze alleen maar even naar de peilingen te kijken die als een donderwolk boven tafel hangen. Als ze de boel zouden laten klappen en er komen nieuwe verkiezingen staat de winnaar al vast. Als Wilders de zwarte piet bij de collega-onderhandelaars weet te leggen, – en reken daar maar op -, zou hij mogen uitgaan van meer dan 10 zetels winst. De VVD en NSC zouden een stevig pak slag krijgen. Een dergelijk vooruitzicht voorkomt meestal impulsief handelen.

Tot die algemene opinie behoort ook dat het ‘over links’ niet gaat. En ook dat klopt. Links is er bij in november nog nooit zo bekaaid vanaf gekomen. Voor GroenLinks-PvdA werd het een regelrechte deceptie. Ze schijnen daar echt geloofd te hebben dat ze de grootste zouden worden en de verhuizer naar het Torentje konden sturen. Na zo’n tegenslag openen partijen meteen de jacht op de zondebok en bij PvdA-GroenLinks wezen de vingers naar Frans Timmermans. Of een ander, – Jesse Klaver? -, het beter had gedaan, zullen ze zich bij de GroenLinkse helft van de bubbel ongetwijfeld hebben afgevraagd, maar hij was niet de lijsttrekker.

Ondertussen is de sfeer niet om over naar huis te schrijven. Timmermans weet als oppositieleider nog altijd niet te overtuigen en de cultuurverschillen tussen PvdA en GroenLinks spelen weer op. Op het snijpunt van deze ontwikkelingen ligt het Israëlisch – Palestijns conflict. Grof gezegd hebben de GroenLinksers meer sympathie voor de Palestijnen en bij de PvdA zitten veel Joden, – als ze hun lidmaatschap nog niet hebben opgezegd -, die vrezen voor het oplaaien van het antisemitisme. Die tegenstelling beheersbaar houden is de eerste belangrijke test voor Timmermans als partijleider. En dat gaat hem niet goed af. De partijtop zal het nog wel weten toe te dekken, maar de vragen over de verdere samenwerking, fusie of geen fusie, zullen blijven knagen. Maar ook hier geldt: ze moeten wel. Ieder voor zich is geen optie meer.

De wereld staat in brand en in Den Haag knoeien we verder. Dat is nooit anders geweest, maar het ontbreken van urgentie is nu nog pijnlijker dan voorheen.