We wandelen in Noordoost-Engeland langs de rotskust naar St. Mary’s Island bij Whitley Bay, mijn nicht met haar twee vriendinnen en ik. Tieners waren we. Het doel van onze wandeling is de vuurtoren, die alleen bij laagwater is te bereiken.

Achter elkaar aan beklimmen we de 137 treden van de smalle trap naar de lichtkamer waar de vuurtorenwachter ons opwacht. Monotoon dreunt hij op dat de vuurtoren in 1898 is gebouwd, dat vroeger olieverlichting werd gebruikt en nu elektrisch licht, dat elke vuurtoren zijn eigen intervallen heeft, waardoor de schepen op zee precies weten waar zij zich bevinden. Zijn saaie verhaal is ons een worst. Wij willen horen van vliegende stormen en beukende golven, van slurpende windhozen en plensbuien met bliksems uit zwarte regenwolken, van zeilboten in nood met gescheurde zeilen, van zinkende schepen en life boats die matrozen redden uit een kolkende zee.

Ik wiebel heen en weer van het ene been op het andere. Durf mijn nicht en haar vriendinnen niet aan te kijken, bang om in zenuwachtig lachen uit te barsten. Ik staar naar de pullover van de vuurtorenwachter, bestoft met sigarenas, naar zijn warrige, roestrode haardos, naar zijn neus: groot en rood en blauw geaderd. Mijn blik blijft hangen bij de pukkel naast zijn mondhoek, net of die pukkel groter wordt.

De vuurtorenwachter is klaar met zijn verhaal en gaat rond met een tinnen kroes, die tot de rand is gevuld met munten: penny’s, shillings en half crowns. Moeten we betalen? Hallo, dat had ik niet verwacht. Ik heb geen geld. Zou ik ook niet hebben gegeven. De kroes van die vrek is tot de rand gevuld. ‘Must I wait any longer?’ zegt de vuurtorenwachter min of meer dreigend. We zwijgen en verroeren geen vin tot mijn nicht de stilte verbreekt: ‘We have no money.’ De vuurtorenwachter loopt rood aan en buldert: ‘GET OUT!’

We tuimelen de trap af, rennen zo snel we kunnen van het eiland weg. Schoenen drijfnat door het opkomende water. Onderweg passeren we een strandtent, die Wall’s Ice Cream verkoopt, het bekendste ijsmerk van de UK. ‘Wait,’ roept mijn nicht, ‘I’ll buy you an ice cream.’ Uit haar zak diept zij stikkend van de lach een handvol penny’s en shillings op.