Terwijl de formatie voortsuddert, vroeg ik me onlangs af hoe het met het politiek talent in de polder staat.  Bij de verkiezingen van november was er sprake van een ‘wisseling van de wacht’. Oud-gedienden ruimden het veld en dan verwacht, hoop, je dat op zijn minst verdienstelijke nieuwkomers hun plaats innemen. Ik zie ze niet, maar vermoedelijk is het nog te vroeg. Met een demissionair kabinet draait de politiek stationair en hebben potentiële talenten nog niet de kans gekregen om zich aan den volke te tonen.

Talent is in elke bedrijfstak schaars, dus ook op het Binnenhof. En uitzonderlijke talenten zijn per definitie nog schaarser. Als je per generatie een politicus hebt die er met kop schouders boven uitsteekt, mag je in je handen wrijven. Wanneer zo’n uitzonderlijk talent afzwaait, laat hij meestal een leemte achter. Zijn partij heeft zelden een ook maar bij benadering waardige opvolger in huis en als het tegenzit luidt zijn vertrek de neergang van de partij in. Dat hoeft niet onmiddellijk, maar na een paar mislukkingen dooft het licht.

Dat gebeurde bij het CDA toen Ruud Lubbers de deur achter zich dichttrok. Geen van zijn opvolgers met wier namen ik u niet lastig val, wist uit zijn schaduw te stappen. En ik vrees voor de liberalen dat de VVD hetzelfde staat te wachten. Mark Rutte was de VVD. Het CDA van Lubbers en de VVD van Rutte waren hun hoogstpersoonlijke kiesvereniging.

Op den duur zijn de nadelen van de partij als kiesvereniging van de leider groter dan de voordelen. Met een (te) dominante leider verdort het interne debat en wordt het voor zijn opvolger(s) bijna ondoenlijk om een eigen koers uit te zetten. De eerste opvolgers zullen verkiezingen verliezen en zullen van hun ontredderde partij meestal niet de tijd krijgen. Als het meezit, heeft een derde of latere opvolger een kans. Als het tegenzit, blijft het voortmodderen. De Britse Conservatieven zijn er in 35 jaar nooit in geslaagd een serieuze opvolger voor Margaret Thatcher te vinden.

Zoals u vast heeft opgemerkt, is het woord programma nog niet gevallen. Een programma vinden vermoedelijk alleen de schrijver en de partijtop belangrijk. De kiezer voor wie het fraais is bedoeld, kan het weinig schelen. Hij weet ongeveer waar de partij van zijn keuze voor staat en dat is genoeg. Veel belangrijker is de partijleider/lijsttrekker. Enigszins gechargeerd zou je kunnen stellen dat de leider het program is. Hij belichaamt waar de partij voor staat en vooral wat de kiezer in hem wil zien.

Geert Wilders is zo’n leider. Hij heeft niet eens een partij. Pieter Omtzigt heeft wel een partij, het NSC, en een paar slogans, ‘beter bestuur en bestaanszekerheid’, maar net als de PVV Wilders is, is het NSC Omtzigt. Als hij faalt, faalt de partij.

Meer in het algemeen kun je zeggen dat populistische protestpartijen samenvallen met hun leiders. Een protestpartij waar de leider er een potje van maakt, is geen lang leven beschoren. Thierry Baudet leek even het Binnenhof te veroveren, maar is nu met zijn FvD een gek aan het hoofd van een stel gekken. Het zou me verbazen als de BBB van Caroline van der Plas langer overeind blijft.

Maar ook de gevestigde ‘programpartijen’ die van oudsher een ideologie of levensbeschouwing vertegenwoordigen, kunnen zich niet aan deze ontwikkeling onttrekken. Over de ondergang van de PvdA gaan de deskundigen nog veel dikke studies schrijven, maar een hoofdoorzaak kan ik nu al onthullen: na Wim Kok geen goede leider. De PvdA moet nu fuseren met GroenLinks en zal daarbij haar karakter moeten opgeven. Maar ook die fusiepartij zal afhankelijk blijven van een leider. De koers, naar het midden, is uiteraard belangrijk, maar je moet wel een leider hebben die dat kan. Frans Timmermans lijkt het niet te kunnen en of Jesse Klaver een maarschalkstaf in zijn groenlinkse ranseltje heeft waag ik te betwijfelen.

Dilan Yesilgöz staat als VVD-leider voor een vergelijkbare opgave. De VVD moet zich na het vertrek van Rutte eigenlijk opnieuw uitvinden. De partij zal naar rechts moeten en daarbij kun je je afvragen of dat na 14 jaar Rutte en regeringsverantwoordelijkheid lukt. Je kunt je tevens afvragen of Yelsilgöz daarvoor de aangewezen persoon is. Ze heeft, denk ik, het juiste instinct, – het belang van instinct wordt onvoldoende onderkend -, maar krijgt ze de tijd? Als je zoals Yesilgöz een ongelukkige start kent, loop je al gauw een verloren race. Alleen een ‘uitzonderlijk talent’ slaagt erin de achterstand goed te maken. Is Yeslilgöz zo’n talent of is ze een overgangsfiguur? Die vraag zal ze bij de VVD uit de slaap (moeten) houden.

De andere partijen van het Binnenhofse tableau vivant kampen op hun niveau met hetzelfde probleem. Ik ga ze hier niet allemaal afvinken maar ze zijn en blijven meestal klein omdat ze geen leider hebben die buiten het eigen kringetje voldoende aantrekkingskracht heeft. Jan Marijnissen (SP) had charisma maar zijn dochter die uitvoerde wat pa voorschreef, had het niet en onder haar leiding werd de  partij een splinter. D66 is een verhaal apart, afwisselend diepe dalen en hoge pieken, maar dat valt op zijn minst toe te schrijven aan de leider. Niks tegen Rob Jetten, maar de toppen lijken ver buiten zijn bereik.

Talentvolle politici alleen zijn niet genoeg voor een levendige politiek. Andere factoren, vertrouwen en het probleemoplossend vermogen van de staat, spelen eveneens een rol. Maar zonder getalenteerde politici gaat het niet.