De Tweede Kamer kiest volgende week uit haar midden een nieuwe voorzitter. De strijd zal naar verluidt gaan tussen drie kandidaten. De vorige voorzitter, de fel bekritiseerde Vera Bergkamp (D66), is daar niet meer bij. Zij kwam uitsluitend dankzij vriendjespolitiek aan haar positie, zo luidde de theorie. Zou het deze keer zoveel anders gaan?

De enige die zich tot dusver officieel heeft gemeld is Tom van der Lee van GroenLinks-PvdA. Hij begon al heel lang geleden te werken in de Tweede Kamer. Aanvankelijk was hij voorlichter bij GroenLinks. Hij voerde het woord namens de toenmalige fractieleiders Paul Rosenmöller en Femke Halsema. Achter de schermen schijnt hij veel invloed gehad te hebben.

Vanaf 2009 was Van der Lee enkele jaren directeur bij de ontwikkelingshulporganisatie Oxfam Novib. In 2017 keerde hij terug op het Binnenhof als kandidaat voor de Tweede Kamer. Hij werd gekozen en deed sindsdien een hoop ervaring op als parlementariër. Zo was hij onder meer voorzitter van de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen.

Mijn inschatting is dat hij een geschikte Kamervoorzitter zou zijn. Maar ik denk dat hij weinig kans maakt op die baan. De politieke wind komt vandaag de dag uit de extreemrechtse hoek. Het lijkt me onwaarschijnlijk dat PVV-leider Geert Wilders een voormalige voorlichter van GroenLinks aan promotie gaat helpen. En als leider van de veruit grootste fractie heeft Wilders een niet geringe stem in het kapittel. Voldoende vriendjes die hem kunnen bijstaan heeft Van der Lee niet.

Mogelijk gooit de tweede (vermoedelijke) voorzitterskandidaat hogere ogen. Zijn naam luidt Martin Bosma. Hij is al vaker kandidaat geweest. Toen bleek hij voor spek en bonen mee te doen omdat hij van de verkeerde partij was. Namelijk van de PVV, waarvoor hij al sinds 2006 in de Kamer zit. Die was destijds nog taboe.

Bosma opereert sinds enkele jaren als ondervoorzitter en dat doet hij zeker niet slecht. Hij leidt de vergaderingen strak en heeft ook gevoel voor humor, iets wat in zijn kringen niet vanzelfsprekend is. Hij lijkt dus rechtstreeks op de voorzittersstoel af te stevenen.

Wat mij betreft mag hij daarop plaatsnemen. Bosma is weliswaar een racist en Kamerlid van een foute partij, maar dat hoeft goed presteren als voorzitter niet per se in de weg te staan. Het is een hoofdzakelijk technische functie, waarin het er vooral op aankomt de vergaderorde te bewaren. Volgens mij kan hij dat wel.

Of Bosma zich inderdaad vanaf volgende week Kamervoorzitter zal mogen noemen is niettemin de vraag. De PVV staat op het standpunt dat de Kamervoorzitter altijd uit de oppositie moet komen. Dat zou in het voordeel van Van der Lee kunnen spreken, want zijn fractie zal zo goed als zeker buiten de regering blijven. Maar niet in die van een would-be regeringspartij.

Het is mij overigens niet duidelijk hoe je nu al kunt weten welke partijen straks op de oppositiebankjes zullen belanden. Zeker niet als die fracties van enige omvang zijn en dus een rol kunnen spelen in de kabinetsformatie. De uitkomst van dat proces laat immers waarschijnlijk nog een hele tijd op zich wachten.

Los daarvan neem ik aan dat Wilders Bosma nodig heeft als minister, of wellicht als fractievoorzitter, mocht dat kabinet- Wilders er ooit komen. Eigenlijk geef ik dus helemaal niet zo veel voor de papieren van Bosma.

De derde kandidaat dan. Dat is (opnieuw naar verwachting) Roelien Kamminga van de VVD. Zij is pas sinds 2021 Kamerlid en een stuk jonger dan Van der Lee en Bosma. Heel veel ervaring heeft ze met andere woorden niet. Daar staat tegenover dat zij deel uitmaakt van een categorie die al tijden de voorzittershamer hanteert: vrouwen. Na Vera Bergkamp, Khadija Arib, Anouchka van Miltenburg en Gerdie Verbeet zullen de Kamerleden toch wel weer een vrouw kiezen? De helft van de kiezers is tenslotte van dat geslacht en Kamervoorzitter is een prestigieus ambt.

Bovendien is Kamminga als VVD’er volgens de huidige stand van zaken alleen lid van een gedoogpartij. Dat is toch wat anders dan bij het echte regeringskamp te horen.

Bosma en Kamminga hebben zich nog niet officieel gekandideerd. Zij ‘denken nog na’, zeggen ze. Dat kunnen ze doen tot dinsdag.