Ik heb zeven jaar in Duitsland gewoond en me vaak verwonderd over de ernst waarmee Duitsers de vraagstukken des levens bediscussiëren. Het maakte nauwelijks uit waarover het ging. Een dreigende kernoorlog, de ophanden zijnde wereldondergang of de kunst van het barbecuen. Alles kon aan bod komen.

In de politiek ging het vaak van dik hout. In het begin dacht ik regelmatig: kan het niet een toontje lager? Maar dat kon zelden. Zoals ook de relativerende opmerking, de kwinkslag, of ironie zelden enig lucht verschaften. Men nam alles zeer serieus.

Toen ik er eenmaal aan gewend was, begon ik deze debatcultuur te waarderen. In talkshows bijvoorbeeld waren vrijwel alle deelnemers welbespraakt, konden uitstekend argumenteren en benaderden elkaar ondanks de soms onoverbrugbare meningsverschillen met respect. Die talkshow waren niet om de kijker te amuseren. Die had je ook, waar de onvermijdelijke BD-ers (Bekende Duitsers) hun leutige zegje deden (vaak ad rem en goed van de tongriem gesneden trouwens). Maar in het serieuzere genre ging het er om de burger te informeren en kennis te laten maken met een breed palet aan opvattingen. Als het onderwerp het vereiste schoven uiteraard erkende experts aan.

De Duitsers hebben natuurlijk ook wel wat te bespreken. Ze torsen een verleden mee waarvan de sporen nooit uitgewist zullen worden. Het is niet overdreven om te zeggen dat elk debat over wat wijlen G.B.J. Hiltermann ‘de toestand in de wereld’ noemde plaatsvindt in de schaduw van dat recente verleden. Dat zie je terug in de ernst waarmee bijvoorbeeld nu over de oorlog in de Oekraïne wordt gesproken. Voor de Duitsers is dat veel meer dan bij ons een kwestie van essentieel belang.

Intussen waren me een paar dingen opgevallen. Naast de eerdergenoemde ernst speelden ook schuldgevoelens, anti-Amerikaanse en pro-Russische sentimenten en een soms onverteerbaar moralisme mee. Met name bij links dat zoals in de meeste landen het publieke discours domineert. Rechts blies bij alle belangrijke thema’s dapper zijn partijtje mee maar had minder last van moralistische aanvechtingen. Rechts vond Duitsland zoveel jaar na de oorlog een ‘normaal’ land. De buitenwereld moest het eindelijk als zodanig accepteren.

Wie in de polder al jeuk kreeg van de gidsland-pretenties, zal zich helemaal aan de Duitse uitvoering ergeren. Het gidsland-complex is natuurlijk nauw verbonden met een soms tenenkrommend moralisme. Maar het moralisme in zijn Duits-linkse variant heeft zijn eigen specifieke kenmerken. Dat gaat ongeveer als volgt. Duitsland weet door zijn nazi-verleden meer dan welk ander land waartoe de mens in zijn verdorvenheid in staat is. Daaraan ontleent het zijn recht, de plicht zeggen sommigen, om de westerse wereld van tijd tot tijd de levieten te lezen. Zelf mogen Duitsers nooit meer een oorlog ontketenen. Duitsland was nu een door en door pacifistisch land. En dat betekende tot zo’n 20 jaar geleden dat Duitsland niet kon deelnemen aan vredesmissies van de VN.

Buitenlandse partners bekeken dat Duitse pacifisme met de nodige argwaan. Het zou een alibi zijn om vooral niets te doen. En het riekte net als het moralisme nogal naar hypocrisie. Het Wirtschaftswunder was mogelijk dankzij de bescherming van de NAVO en dan vooral de VS. Zoals bekend roept afhankelijkheid vaak afwijzende reacties op jegens de weldoener. Dat verklaart op zijn minst voor een deel het anti-Amerikaanse sentiment.

Aan de andere kant kunnen de Russen vrijwel altijd rekenen op het voordeel van eventuele Duitse twijfel. Naast diepgewortelde romantische ideeën over een Duits-Russische zielsverwantschap komen hier de schuldgevoelens in het spel. Er is geen land waar de Duitse legers zo hebben huisgehouden als in Rusland. Op een na, aldus historici, de Oekraïne. Daar gingen de Duitsers zo mogelijk nog ruiger te keer. Maar vreemd genoeg wordt daar in Duitsland nauwelijks aan gerefereerd.

Al die elementen zag je terug in de het debat over de Oekraïne, al speelt het anti-Amerikanisme dit keer een minder prominente rol. De Russische inval kwam als een schok en Duitsland leek wakker te zijn geschud. Vladimir Poetins speciale militaire operatie werd door alle partijen veroordeeld. Bondskanselier Olaf Scholz (SPD) hield een opzienbarende rede die als een keerpunt wordt gezien in de Duits-Russische betrekkingen. De bondgenoten in vooral Oost-Europa hadden geen reden meer om Berlijn als een onbetrouwbare partner te zien. Iedereen opgelucht en dat viel te lezen in de pers en te horen in de talkshows.

Maar al snel kon je ook horen dat wapenleveranties niet het juiste middel waren om de oorlog te beëindigen. Dat werd gevolgd door een open brief van een aantal prominenten linkse intellectuelen met eenzelfde strekking. Die brief riep weer een reactie op van andere intellectuelen. En in de talkshows werden de mouwen weer opgestroopt. Het bleef allemaal beschaafd, er viel geen onvertogen woord, maar het was zoals altijd hard op de bal en niet op de man.

De laatste paar weken kon je een geleidelijke accentverschuiving zien. Het ging niet langer in de eerste plaats om de Duitse opstelling in de oorlog maar  steeds meer over de gevolgen voor de burgers. Net als bij ons in de polder gaat het om de oplopende inflatie, een nationaal trauma, en de stijgende kosten van het levensonderhoud. Alleen is bij Duitsers de angst voor een kernoorlog vele malen groter dan bij ons. En ook bij hen begint de Oekraïne-moeheid de kop op te steken.

Inmiddels ben ik gestopt met het dagelijks volgen van de talkshows. Het werd teveel het herhauwen van standpunten. En het is ongetwijfeld sociologie van de kouwe grond, maar vooruit. Als er iets als een volksaard zou zijn, herken je dat vooral in de talkshows.