Kort na mijn 18de verjaardag kreeg ik de gevreesde brief van het ministerie van defensie. Ik moest me in Delft laten keuren voor mijn dienstplicht. Ik ging naar een somber gebouw waar ik met een legertje leeftijdgenoten op mijn beurt wachtte. Van hoe de keuring verder verliep herinner ik me weinig meer. Ik weet nog wel dat ik ook het potje vol gepist heb van een lotgenoot die op dit moment supreme niet kon leveren. Ik had genoeg want ik had de avond ervoor ter voorbereiding van deze nieuwe fase in het jongemannen-leven – ze gaan een kerel van je maken! – stevig aan het bier gezeten.

In de trein terug stelde ik me voor hoe de keuringsartsen zich verbaasd moeten hebben over het feit dat ‘Harry’, zo noemde ik de niet-plasser, en ik qua samenstelling en alcoholpercentage dezelfde urine hadden ingeleverd. Harry zelf kan ik me niet meer voor de geest halen. Ik weet alleen nog dat hij rossig was en een accent had dat ik niet thuis kon brengen. Het leek me een aardige jongen en kon me hem als wapenbroeder best voorstellen.

Het is er niet van gekomen maar dat is een ander verhaal.

Mijn vader was beroepsmilitair en had me verteld dat de diensttijd niet alleen een kerel van me zou maken maar ook in contact zou brengen met leeftijdgenoten uit andere milieus. Dat was misschien nog belangrijker dan het leren schieten met losse flodders. Of hij me uitlegde dat de krijgsmacht ‘de smidse van de natie’ was, zoals dat ooit heette, waar jongens van verschillende afkomst en uit alle windstreken door samen door de modder te ’tijgeren’ die verschillen zouden vergeten, weet ik niet.

Enfin, het speelt niet meer. De dienstplicht is sinds 1997 opgeschort. De jongens, en meisjes, krijgen nog wel de brief maar worden niet meer opgeroepen. We hebben nu een beroepsleger. Maar wie wil kan een ‘vrijwillig dienstjaar’ bij Defensie doen. De animo daarvoor schijnt niet tegen te vallen.

‘Jongeren willen bijdragen aan een groter geheel’, was de optimistische conclusie van CDA-leider Wopke Hoekstra vorige week op het partijcongres. Hij knoopte daar een voorstel aan vast voor een ‘volwaardige en eigentijdse herinvoering van de dienstplicht’. Alle jongeren, mannen en vrouwen, zouden zich een jaar moeten inzetten voor de samenleving. De CDA-leider lijkt me geen man van groots en meeslepend maar hier werd hij bijkans lyrisch. ‘Stel je de impact voor van 200.000 jongeren voor die een jaar in dienst van Nederland een zinvolle bijdrage leveren aan onze veiligheid, zorg en welzijn. Een jaar in dienst van Nederland, daar wordt heel Nederland beter van’.

Hoe je dat moet organiseren, vertelde Hoekstra er niet bij. Dat is sowieso een probleem bij op het eerste gezicht aardige voorstellen: de uitvoering. Hoe krijg je de juiste mensen op de juiste plaats? Hou je bij de ‘eigentijdse herinvoering’ rekening met de wensen en opleiding van de dienstplichtigen? Stuur je ze naar plekken waar op dat moment een personeelstekort is of wordt het ‘structureel’ aangepakt? Volstaat een spoedcursus of krijgen ze een serieuze beroepsopleiding? Worden ze bijvoorbeeld volwaardige verplegers of mogen ze alleen de po weghalen, het kussen opschudden en de luiers verschonen?

Ik heb niet de indruk dat ‘het veld’ er veel inziet. Militairen legden uit dat ze in hun bedrijfstak hoog gespecialiseerde vaklui nodig hebben. Dat vereist forse investeringen in de opleiding en dus tijd. Een dienstplicht van een jaar is veel tekort en zou voor iedereen, de dienstplichtige en de strijdkracht, verspilling van tijd en geld zijn. Ik neem aan dat het bij de zorg en welzijn niet wezenlijk anders is. En wat doe je met dienstweigeraars? Een jaar lang latrines laten schoonmaken?

Er is nog een reden waarop niet alleen Hoekstra maar ook andere voorstanders van zo’n dienstplicht graag wijzen. De polder was van oudsher een levensbeschouwelijk verdeeld land. De verzuiling, waarin katholiek bij katholiek bleef, protestant bij protestant en socialist bij socialist, is tijdens de culturele revolutie van 50 jaar geleden weggevaagd. Het functioneerde zolang het duurde ook omdat de bevolking bij alle verschillen toch redelijk homogeen was. Hoe belangrijk de dienstplicht daarin was, valt moeilijk vast te stellen, maar ze zal wel een rol gespeeld hebben.

Met de diversiteit die we nu hebben, bubbels van hoger opgeleiden, een grote zich vaak verweesd voelend middensegment en getto’s van laagopgeleiden, kansarmen en etnische minderheden, is die sociale en culturele verdeeldheid misschien nog ingrijpender. De leden van die groepen komen elkaar zelden tegen en blijven vreemden voor elkaar. Dat ondermijnt het wij-gevoel en als het tegenzit ontaardt het in polarisatie.

De dienstplicht zou jongeren uit die verschillende groepen net als vroeger (dichter) bij elkaar kunnen brengen. Als ze onder dezelfde omstandigheden moeten samenleven en samenwerken, lol hebben en kankeren (in dienst werd veel gekankerd) zouden ze elkaar beter leren kennen, gemeenschappelijke dingen ontdekken, vooroordelen afbouwen en, simsalabim, ‘inclusie’ dichterbij brengen. Althans, dat is de theorie. Voor hetzelfde geld begrijpen ze elkaar nog minder en hebben ze helemaal geen zin om met elkaar op te trekken, domweg omdat de verschillen te diep geworteld zijn. In dat geval zou de versplintering alleen maar versterkt worden.

In de VS waar ze eveneens een beroepsleger hebben en de polarisatie de boel nog erger verziekt dan bij ons, hebben ze ook onderzocht of de herinvoering van de dienstplicht zou kunnen helpen. De slotsom schijn te zijn wat militairen ook hier zeggen: aan mogelijk matig gemotiveerde dienstplichtigen heb je weinig. De professionaliteit staat voorop en is belangrijker dan de eventuele ‘verbindende’ functie.

Het ballonnetje van Hoekstra is inmiddels door de VVD afgeschoten. En net als eerdere CDA-plannen om de nationale saamhorigheid op te krikken, het op school verplicht, –  en staand! -, zingen van het Wilhelmus en het stimuleren van het VOC-gevoel, zal het verdwijnen in de la ‘jammer maar helaas’.