Op een terras op de Grote Markt in het centrum van Groningen praten Annie en ik met vrienden na over de romanogotische kerken, die we hebben bezocht. Kerken van rond de dertiende eeuw die in al hun eenvoud staan in rustieke dorpen, niet zelden op de dorpswierde. Tijdens de protestantse reformatie, ingezet door Luther en Calvijn, zijn de fresco’s die de wanden van de toen nog katholieke kerken sierden, bepleisterd met witkalk. Te frivool volgens de reformatorische scherpslijpers, maar nu in hun oude glorie hersteld.

De klok van d’Olle Grieze, de toren van de Martinikerk, slaat vijf uur. Alsof we worden gewaarschuwd. We hebben nog geen hotel geboekt. Mijn vriend en ik haasten ons naar de VVV waar wij te horen krijgen, dat alle hotels in Groningen en omgeving zijn volgeboekt. Wij worden verwezen naar Hotel Spoorzicht in het tweeëntwintig kilometer verder gelegen Loppersum.

Ik krijg er steeds meer de pest in. We hadden de geslaagde dag in een goed restaurant willen afsluiten. Onderweg naar het hotel herinner ik mij een reisverslag met de nurkse schrijver Bob den Uyl. In de eetzaal van Hotel Spoorzicht, met tafels en stoelen waarvoor de kwalificatie “brandhout” een compliment is, snijdt hij stukjes van zijn karige pannenkoek en schuift die vreugdeloos in zijn mond.

Met het saggerijn in mijn lijf stap ik de serre met de balie van Hotel Spoorzicht binnen. In tegenstelling tot de naargeestige beelden uit het reisverslag van Bob den Uyl is het er aangenaam licht door de ondergaande zon, die door de ramen schijnt op de manshoge palmen. Het doet Indisch aan. Terwijl de vrouwen inchecken lees ik in het gastenboek complimenten en loftuitingen in alle toonaarden over de keuken.

In de eetzaal heeft zich net zo’n metamorfose voltrokken. Rondom de tafels, gedekt met een damasten tafelkleed, zilveren bestek en fonkelende glazen voor aperitief en wijn, staan comfortabele stoelen, die uitnodigen om plaats te nemen. Geen overstemmende muziek, wel gezellig geroezemoes van de al aanwezige gasten. Aan de wand een schilderij van het bezoek aan Loppersum van koningin Wilhelmina in 1929, vrolijk zwaaiende kinderen, ouderwetse auto’s met treeplanken en een chauffeur, die in de openlucht zit.

Wij kiezen het zevengangenmenu. Na het culinaire feestmaal, smaakvol begeleid door uitgelezen wijnen, zeggen wij net als de Grunninger, die heerlijk heeft gegeten: “dat vaalt der in as n boerenkont in n Engelse leren boksem (broek)”.