Bij een fusie in het bedrijfsleven wordt meestal een kleinere, zwakkere onderneming overgenomen door een grotere en sterkere. Het kleinere bedrijf had op eigen benen geen overlevingskansen. Het was hooguit een kwestie van tijd voor het doek zou vallen. En het sterkere bedrijf hoopte door de overname zijn marktpositie te versterken. Wat vaak maar niet altijd lukt.

Bij de PvdA en GroenLinks zie je het omgekeerde. Daar dreigt de kleinere (GroenLinks) de grotere (PvdA) op te slokken. (Al kun je je afvragen wie van beide de zwakste is). Goed, van een fusie is nog steeds geen sprake, maar het lijkt met muizenstapjes dichterbij te komen. Afgelopen week presenteerden Jesse Klaver (GroenLinks) en Liliane Ploumen (PvdA) hun ‘oppositieakkoord’. Na het gezamenlijke optrekken tijdens de kabinetsformatie, willen ze nu samen Rutte IV te lijf dat volgende week eindelijk de kraamkamer schijnt te verlaten.

Het oppositieakkoord heet in de wandeling het ’tuinhuisje-akkoord’, omdat het in het tuinhuisje van Ploumen in elkaar is geknutseld. Daar gaan we ons nu niet vrolijk over maken. Het akkoord werd met enig poeha gepresenteerd, maar de verwelkoming hield ook in progressieve kring niet over. Zelfs de jongens van de Nieuws BV, toch een onverdacht links echoputje, waren erg zuinigjes. Het akkoord bestond voornamelijk uit ‘open deuren’.

Toch heeft dat gefröbel in het tuinhuisje wel iets duidelijk gemaakt. Het akkoord ademt voornamelijk de geest van GroenLinks. Dat kan de tijdgeest zijn waar behalve populistisch rechts geen partij aan schijnt te kunnen ontsnappen. Als we afgaan op wat tot nu toe naar buiten is gekomen, wordt Rutte IV het meest groene kabinet ooit. Dat wordt voor de toekomstige fusiepartijen bij het oppositievoeren nog een dingetje, – geloofwaardig tegen plannen zijn waar je eigenlijk voor bent – , maar dit terzijde.

De andere betekenis van het tuinhuis-gedoe is dat de PvdA definitief afscheid heeft genomen heeft van haar positie als serieuze machts- en bestuurspartij. Het wordt in de combinatie met GroenLinks in de eerste plaats een getuigenispartij. De PvdA als bijwagen van een club waar waar intenties boven macht gaan en modieuze Gutmenscherei  en woke-neigingen de toon aangeven. Daar zouden ze zich niet eens zo gek lang geleden nauwelijks hebben kunnen voorstellen. Je hoeft je niet eens af te vragen wat sociaaldemocratische voormannen als Willem Drees, Joop den Uyl en Wim Kok, hiervan gevonden zouden hebben.

Je zou de PvdA willen toeroepen: doe het niet! Natuurlijk, de partij staat er beroerd voor met die schamele negen zetels. En inderdaad, de natuurlijke achterban is al jaren geleden vertrokken naar de populisten van links en vooral rechts of naar het niet-kiezerslegioen. En als je het van Liliane Ploumen moet hebben, is het te begrijpen dat de moed je in de schoenen zinkt. Desondanks, gooi de handdoek niet in de ring.

De sociaaldemocratie hoeft niet ten dode opgeschreven te zijn. Kijk naar Duitsland. Daar gaf een half jaar geleden niemand nog een cent voor de SPD en Olaf Scholz is nu kanselier en de Groenen zijn zijn bijwagen. Vraag aan de Deense minister-president Mette Frederiksen hoe ze in haar land de partij uit het slop heeft gehaald. En nu we toch op de Scandinavische toer zijn, ga ook even langs bij de Noren, Zweden en Finnen waar de sociaaldemocratie misschien niet floreert zoals vroeger, maar toch de machtigste partij is. Ze kunnen vertellen wat je wel en, vooral, niet moet doen.

Dat zal er in grote trekken op neerkomen dat je de eigen identiteit nooit moet verloochenen. Mette Frederiksen bijv. bood haar weggelopen stamkiezers haar verontschuldigingen aan: wij hebben jullie in de steek gelaten. Ze voegde de daad bij het woord door een strenger migratiebeleid in te voeren. Waren de overgebleven PvdA-kiezers in de ‘oude wijken’ vast zeer tevreden over geweest.

Niet alles wat ze in Scandinavië doen, kan automatisch bij ons in de polder worden overgenomen. Maar wat je in elk geval zeker moet hebben is sterke, overtuigende leiders. Dat is niet iemand die zich aan de hand van Jesse Klaver richting bubbelpartijtje laat voeren.

Leiderschap was tot voor kort een sterk punt van de PvdA. Wat je ook van het bovengenoemde trio mocht vinden, ze waren ondanks hun tekortkomingen leiders. Ze wonnen verkiezingen, waren (meestal) de baas in de partij en waren bekwame bestuurders. In de fractie en in de partijleiding zijn die momenteel niet te vinden. Misschien stuit een talentenscout in de afdelingen nog op figuren (m/v) met leiderschapspotentieel, maar als ze er al zijn hebben ze tijd nodig om te rijpen.

De tragiek is, dat de PvdA die leiders in huis heeft. Helaas, ze zijn elders aan het werk. Ahmed Aboutaleb is liever burgemeester van Rotterdam van waaruit hij meer macht, invloed én status heeft dan vanuit een bankje op het Binnenhof. Frans Timmermans is misschien een nog betere kandidaat. Hij sleepte een paar jaar geleden de laatste verkiezingsoverwinning voor de PvdA binnen. Dat waren weliswaar verkiezingen voor het Europese parlement, de Keuken Kampioen Divisie, maar er gloorde hoop. Alleen, Timmermans heeft zich voorgenomen in Brussel de planeet en niet zijn partij te redden.

De voortekenen voor een wederopstanding zijn dus niet rooskleurig. En misschien is het inderdaad voorbij. Met Lazarus lukte het voor zover bekend ook maar een keer. Maar dan liever strijdbaar ten onder dan gedwee meehobbelen met GroenLinks.