Realisten in de politiek krijgen vaak het verwijt dat ze cynisch zijn. Ze zouden geen oog hebben voor idealen, visies, adembenemende panorama’s en andere mooie dingen op dit ondermaanse. Ze zouden vooral schaduwkanten en mislukkingen zien. Of zoals de 19de eeuwse Ierse schrijver Oscar Wilde schreef: ze kennen de prijs van alles maar de waarde van niets. Een realist is een iezegrim.

Zelf denk ik dat hij een scepticus is en weinig illusies heeft. Daaraan ligt vaak een weinig rooskleurig mensbeeld ten grondslag. Hij is doordrongen van het ‘menselijk tekort’ en de ’tragiek van het menselijk bestaan’. Voor dat inzicht kan hij putten uit een nooit opdrogende bron, de geschiedenis. Als je de scorekaart van de mensheid overziet, kun je vaak weinig anders vaststellen dan dat we er een potje van hebben gemaakt. In het beste geval is het glas halfvol en vol zal het nooit worden.

In onze welvarende en veilige polder is dat besef grotendeels verloren gegaan. Voor zover mogelijk zijn de risico’s waar mensen in andere contreien dagelijks mee worstelen, hier uitgebannen. Dankzij de verzorgingsstraat worden we ‘van de wieg tot het graf’ tegen de grootste tegenslag beschermd. Dat is natuurlijk een geweldige verworvenheid waarvoor we elke dag de vlag moeten uithangen. Maar het heeft zoals alles in dit leven , – in het hiernamaals is alles dik voor mekaar -, ook een nadeel. We denken dat de meeste problemen niet alleen oplosbaar zijn; het moet vandaag en liefst meteen.

In de binnenlandse politiek lukt dat tot op zekere hoogte ook wel. Althans in het democratische Westen. Daar heeft de afgelopen eeuw de overtuiging postgevat dat je met compromissen en in kleine stapjes de belangrijkste binnenlandse problemen het hoofd kan bieden. En aan het eind van het verhaal is er een staat die de oplossingen desnoods kan opleggen en afdwingen. Maar van een leien dakje gaat het zelfs bij ons niet. Het is passen en meten, pappen en nat houden, water bij de wijn en dus zelden helemaal bevredigend.

Dat er onoplosbare problemen in de wereldpolitiek zijn, wil er bij ons dus vaak niet in. Met voldoende goede wil moet het toch lukken van de wereld misschien geen aangeharkt prieel te maken maar dan toch op zijn minst een bos waarin je redelijk ongestoord de hond kan uitlaten? Met een boswachter die een oogje in het zeil houdt en er op toeziet dat de wandelaar niet te veel afwijkt van de aangewezen routes.

Dat is de eeuwenoude droom van de wereldregering. De Duitse filosoof Immanuel Kant zag het in de 18de eeuw al als de oplossing voor het geweld en de oorlogen die zijn tijd teisterden. En sindsdien is die droom nooit meer weg geweest. De huidige Verenigde Naties (VN) zijn er de hedendaagse uitvoering van. Alleen, je kan met de beste wil van de wereld niet volhouden dat het een doorslaand succes is. Gemeten aan de ambitie, nooit meer oorlog, is het eigenlijk een fiasco. De staat en zijn belangen blijven als het erop aankomt altijd de doorslag geven. De ‘internationale gemeenschap’ is een hersenschim.

Omdat die wereldregering niks wordt, moeten we het doen met de op een na beste oplossing. Dat is de hegemon, die staat die zo machtig is dat hij andere staten zijn wil kan opleggen. Daarvan hebben we er in de loop van de geschiedenis een aantal gehad. De Romeinen in de oudheid, de Britten in de 19de eeuw en nu de Amerikanen. Als zijn machtsuitoefening in zijn kerngebied, ‘invloedssfeer’, voor de andere landen en hun bevolking enigszins positief uitvalt, stabiliteit en vooral geen oorlog, spreken de geleerden graag van de Pax Romana, de Pax Brittanica en nu de Pax Americana, de Romeinse vrede, enzovoorts.

Maar zelfs een welwillende hegemon is niet in staat alle problemen in zijn invloedssfeer op te lossen. Ook hij stuit uiteindelijk op de grenzen van zijn invloed en macht. En als de macht van de hegemon afneemt, wat onherroepelijk gebeurt, en hij steeds minder zijn functie als boswachter kan uitoefenen, keert het bos vaak terug naar zijn oorspronkelijke staat. In de woorden van de Amerikaanse historicus Robert Kagan: the jungle grows back.

Wie ooit het Israelisch-Palestijns probleem weet op te lossen, krijgt voor de rest van zijn leven en ook daarna het abonnement op de Nobelprijs voor de Vrede. Uit deze formulering kunt u opmaken, dat ik niet geloof dat dit ooit zal lukken. Toen Israel 75 jaar geleden werd gesticht als een Joodse staat waar de Joden na de holocaust veilig samen konden leven, zat er in het project een fatale constructiefout. In Palestina leefden Palestijnen. En dat probleem, het samenleven van twee volken met ieder zijn eigen tradities, een eigen religie, en eigen trauma’s, is nooit opgelost. Niet met oorlogen en niet met allerhande vredesplannen. Het is in die 75 jaar eerder onoplosbaarder geworden.

Als een conflict zich zonder zicht op een oplossing voortsleept, treedt er vaak bij beide partijen een vrijwel onstuitbare radicalisering op. Het wordt een atavistische stammenoorlog met de bijpassende haat- en geweldexplosies. Door Israëlische kolonisten tegen Palestijnen op de westelijke Jordaanoever en nu, in een alles overtreffende trap, het afslachten en gijzelen van Israëliërs door Hamas. En intussen port Iran met zijn eigen ambities, de hegemonie in het Midden-Oosten, het vuur onder de heksenketel verder op. Dan is ook de VS machteloos. En dan keert de jungle terug.

Betekent dit dat we maar bij de pakken neer moeten zitten? Toezien hoe ze elkaar in dat deel van de jungle de hersens blijven inslaan? Nee, natuurlijk niet. Maar wel in de wetenschap dat het einde der tijden dichterbij is dan een oplossing van de Israelisch-Palestijnse oorlog. Zonder illusies erkennen dat er op zijn best niet meer inzit dan het onder controle houden van de brand. In de hoop dat die niet overslaat naar de rest van de regio.