De controverse rond het bezoek van Nancy Pelosi aan Taiwan zal u vermoedelijk niet zijn ontgaan. Voor de een was het een onnodige provocatie van China. Anderen zagen het als een welkome steunbetuiging aan een bedreigde democratie. En dan was er ook nog een groep die het bezoek van de machtige voorzitter van het Huis van Afgevaardigden een prachtige aanleiding vond om Beijing een poepje te laten ruiken.

President Joe Biden schijnt het niet zo’n goed idee te heben gevonden. Daar had Pelosi, een Democratische partijgenote, geen boodschap aan. En toen het plan eenmaal was uitgelekt, wist iedereen dat er geen weg terug was. Niet gaan zou zwichten betekenen voor de druk van de Chinese dictator Xi Jinping. Een supermacht die met zich laat sollen, zet zijn geloofwaardigheid tegenover de bondgenoten en het thuisfront op het spel.

Die argumenten kun je niet zomaar wegwuiven. Taiwan verdient inderdaad steun. Beijing is een supermacht met lange tenen en kernwapens. En inbinden kan, maar hoeft niet, geloofwaardigheid en prestige ondermijnen. Desondanks zijn en waren de argumenten om niet te gaan, ook voor mogelijk toekomstige gevallen, overtuigender.

Om te beginnen stond Pelosi’s bezoek niet onder een gunstig geopolitiek gesternte. In de Oekraïne woedt de grootste Europese oorlog sinds de Tweede Wereldoorlog. De VS, de NAVO en de EU hebben daar hun handen vol aan. Het bij elkaar houden van een ondanks de schijn van het tegendeel wankel bondgenootschap vereist de inzet van alle energie en strategische en diplomatieke inventiviteit. Een crisis rond Taiwan zou de crimineel in het Kremlin in de kaart spelen. En bovendien, het is les 1 van de cursus realpolitiek voor beginners: gelijktijdige confrontaties op twee fronten waar mogelijk vermijden.

Daarnaast bezondigde Pelosi zich aan symboolpolitiek. Symboolpolitiek kan soms, sporadisch, enig nut hebben. Als gebaar van goede wil, een signaal aan vriend en vijand, dat je de vriend niet in de steek laat en, minder positief, als moralistische zelfbevrediging van de betreffende politicus. Kijk mij eens op de bres staan voor de democratie, de mensenrechten en de zwakkeren. Alleen,  als het dan toch moet, moet het wel doordacht zijn. Dat wil zeggen, het moet afgestemd zijn met de eigen regering, de vriend moet er geen (blijvende) schade van ondervinden en het moet een toch al gespannen situatie niet verder op de spits drijven.

In Taiwan schijnen ze niet onder de indruk te zijn van het ongekende Chinese machtsvertoon dat Pelosi’s bezoek heeft ontketend. Ze zijn gewend aan Chinese intimidatie, hoor je steevast. Dat zal best, maar je kan je afvragen of Taipei toch niet liever meer concrete vormen van steun had gehad. Meer geavanceerde wapens bijvoorbeeld en economische steun voor het geval Beijing het wurgtouw verder aantrekt. Maar goed, als vragende partij heb je het niet voor het kiezen.

In de discussie over de pro’s en contra’s speelt bovendien een motief mee dat te weinig aan bod is gekomen: ijdelheid. Pelosi is 82 en een van de Democratische veteranen in Washington. Haar carrière loopt ten einde. Nu is ze als voorzitter van het Huis nog een van de machtigste spelers. Maar dit najaar zijn er verkiezingen voor het Huis en een deel van de Senaat. De Democraten staan in alle peilingen op verlies en de kans is groot dat ze hun meerderheid in beide Kamers verliezen. Dan valt het doek voor Pelosi. En zal de discussie over haar plaats in de geschiedenis beginnen.

Pelosi is de vleesgeworden Washington-insider. Ze is de regel- en ritselaar die een chronisch verdeelde partij bij elkaar probeert te houden. Als belangrijkste Democrate is ze de kloek die, soms met moeite en ondanks vaak oorverdovend gekakel, orde weet te houden in het kippenhok. Ze is gepokt en gemazeld in het vaak schimmige machtspoker. Dat zijn kwaliteiten waardoor het politieke bedrijf kan functioneren en die meer waardering verdienen dan ze doorgaans krijgen. Maar voor veel politici is dat niet genoeg. Ze willen ook hoger aangeschreven wapenfeiten op hun naam hebben. Ze willen hun stempel op hun tijd drukken.

Pelosi is is haar hele loopbaan een voorvechtster geweest van gelijke rechten en kansen voor zwarten,  vrouwen en andere minderheden. Voor de buitenlandse politiek betekent dit dat mensenrechten hoog op haar agenda staan. Daarmee staat ze in een Amerikaanse en vooral Democratische traditie, waar men over buitenlandse politiek graag in morele categorieen, in termen van goed en kwaad  denkt, zoals momenteel democratie tegen autocratie. In de praktijk is dat vaak lastig. In de loop der jaren hebben de Amerikanen geleerd hun belangen goed in de gaten te houden en maken ze net als andere grootmachten als het moet vuile handen. Voor een supermacht zijn de regels van de zondagsschool zelden van toepassing. Maar de meeste Amerikanen zouden er desondanks graag in willen geloven.

Voor Pelosi gaat Beijing sinds jaar en dag alle mensenrechtelijke perken te buiten. In 1991 protesteerde ze al tot grote ergernis van de machthebbers op het Plein van de Hemelse Vrede in Beijing tegen het bloedige neerslaan van de  prodemocratische demonstraties twee jaar eerder. De democraten in Hongkong konden altijd rekenen op haar onvoorwaardelijke steun. Net als de Tibetanen en Oeigoeren die door Beijing wreed worden onderdrukt. Haar bezoek aan Taiwan is dus geen bevlieging maar uitdrukking van een levenslange overtuiging.

Maar dan nog had ze rekening moeten houden met de mogelijke consquenties. Met al haar ervaring had ze kunnen weten dat ze Taiwan meer had geholpen door zich in Washington sterk te maken voor meer militaire en economische steun. En dat de regering in Taipei weinig opschiet met symboolpolitiek, hoe bevredigend dat voor haar ook was. Ze liet haar ijdelheid winnen van haar realiteitszin. En dat is een blunder.