Annie en ik rijden door het stijgende en dalende landschap van Northumberland in Noord-Engeland. Adembenemende vergezichten, majestueuze wolkenvelden, aandoenlijke schaapjes, grazend op de velden en woeste gronden. ‘Zag je dat bord?’ roept Annie plotseling. ‘Een Country Show in Thropton, bij de volgende rotonde naar links.

Country Shows, we zijn er gek op. Hobbyisten staan er met hun klassieke auto’s, antieke stoomwalsen en tractoren, in onbruik geraakte graanoogsters, ouderwetse korenmolens en grasmaaiers. Met de oliespuit smeren zij nippels en kettingen, geven koperen knoppen en leidingen een extra poetsbeurt, rijden ratelend rondjes over het terrein. In tientallen stalletjes proberen gelegenheidsverkopers een paar pence te verdienen met zelfgebakken pasteien en taarten, zuurstokken in bonte kleuren en karamel in honderd verschillende smaken, beschilderde tegels en houten pollepels, zelf gefrutselde sieraden en geluksstenen, ijs en limonade.

In de wedstrijdtent dingen de locals mee naar prijzen voor producten, die zij in eigen tuin hebben gekweekt. Aardappelen en bieten, venkels en uien, tomaten en radijzen, knollen en rapen, appels en peren liggen in groepjes van vier bij elkaar. Hoe meer zij op elkaar lijken, hoe groter de kans op een prijs. Een andere categorie is de afmeting. Een buitenmodel pompoen en drie preien, groot en dik als een honkbalknuppel, zijn als winnaar uit de bus gekomen. Op lange tafels staan cakes en koeken, pies en pasteien, kadetjes en broden. De juryleden hebben ze aangesneden, ervan gegeten en de beste gehonoreerd met een eerste, tweede of derde prijs. Er is gestreden met pannenlappen en ovenwanten, geborduurde doeken en theemutsen, sjaals en stropdassen. Eieren worden niet alleen beoordeeld op hun uiterlijk, de vorm en kleur van de dooier is minstens zo belangrijk.

Boeren draven af en aan met hun schapen, geiten, paarden en koeien. In een omheining met buizen van vijftien centimeter in doorsnee staat een First Prize winning bull met indrukwekkende ballen, machtige schoften, gespierde flanken en puntige hoorns. Onwillekeurig kijk ik in zijn oog, niet meer dan een halve seconde, maar lang genoeg om een smeulend vuur aan te wakkeren. Hij rukt aan de ketting, die vast zit aan een ring door zijn neusgaten. Het monster buigt zijn kop, schraapt met een poot, het stof waait op. Als die buizen het maar houden, gaat het door mij heen en ik loop snel door. Aan mij is geen torero verloren gegaan